De afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelt dat een raad van discipline geen bestuursorgaan is, maar een onafhankelijk bij wet ingesteld orgaan dat met rechtspraak is belast. Om die reden kan een derde-belanghebbende zich niet voegen in een klachtprocedure bij de raad van discipline.
Klachtprocedure - algemeen
Als tegen een advocaat een tuchtklacht wordt ingediend bij de deken van de orde van advocaten, dan onderzoekt de deken de klacht en bemiddelt hij als hij daartoe mogelijkheden ziet. Als de behandeling door de deken niet tot een oplossing leidt, zendt hij desgewenst de klacht door naar de raad van discipline.
Beknopte feitelijke achtergrond
In de kwestie die uitmondde in de uitspraak van de Raad van State van 24 april 2019, had klager een tuchtklacht tegen de advocaat van zijn broer ingediend. Klager vond dat de advocaat onjuist handelde in de bijstand rondom de executie van de nalatenschap van zijn vader en dat hij andere keuzes had moeten maken om kosten te besparen.
De broer van klager meent dat zijn directe belangen daarbij aan de orde zijn en daarom heeft hij de raad van discipline verzocht hem als derde-belanghebbende toe te laten in de tuchtprocedure.
De raad van discipline heeft daarop laten weten dat er in de tuchtrechtspraak van de advocatuur geen formele rol is weggelegd voor derde-belanghebbenden. Ook is hij naar eigen zeggen geen bestuursorgaan.
Na rechtstreeks beroep heeft de rechtbank zich onbevoegd verklaard om van het ingestelde beroep kennis te nemen. De rechtbank is van oordeel dat de raad van discipline een onafhankelijk bij wet ingesteld orgaan is dat met rechtspraak is belast. Op grond van artikel 1:1, tweede lid, aanhef en onder c Awb is de raad van discipline daarom geen bestuursorgaan en is er geen beroep mogelijk bij de bestuursrechter. Tegen dit oordeel wordt hoger beroep aangetekend bij de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Een derde-belanghebbende kan zich niet voegen
De afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
Hij zet uiteen dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat, net zoals is geoordeeld bij uitspraak van 1 juni 2005 (ECLI:NL:RVS:2005:AT6553) ten aanzien van het Hof van Discipline, de raad geen bestuursorgaan is. De raad is namelijk op grond van de artikelen 46aa en 46b, tweede lid, van de Advocatenwet een onafhankelijk bij wet ingesteld orgaan dat met rechtspraak is belast.
Ook het betoog dat de raad van discipline volgens de uitspraak van de afdeling van 16 juli 2014 een bestuursorgaan is, wordt niet gevolgd. In die zaak was de Deken der Orde van Advocaten in het arrondissement Maastricht partij. De Deken is in die uitspraak aangemerkt als bestuursorgaan waarop de Wob van toepassing is. In die uitspraak is geen aanknopingspunt te vinden dat erop wijst dat de raad eerder wel als bestuursorgaan is aangemerkt.
Gelet op het voorgaande heeft de rechtbank volgens de Raad van State terecht geoordeeld dat de broer van klager geen beroep kon instellen tegen de mededeling van de raad van discipline dat hij niet als derde-belanghebbende deel kon nemen aan de tuchtzaak tegen de advocaat. Zodoende is de afdeling van oordeel dat de rechtbank zich terecht onbevoegd heeft verklaard kennis te nemen van het beroep.
Conclusie
De afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelt dat een raad van discipline geen bestuursorgaan is, maar een onafhankelijk bij wet ingesteld orgaan dat met rechtspraak is belast. Om die reden kan een derde-belanghebbende zich niet voegen in een klachtprocedure bij de raad van discipline.
Auteur: mr. D.K. (Daan) Baas, advocaat bij Dirkzwager legal & tax
Tags:
Tuchtrecht – raad van discipline – klacht – beroepsaansprakelijkheid advocaat – beroepsfout – Raad van State - ECLI:NL:RVS:2019:1306