1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Tuchtrecht: naast een kostenveroordeling ook (nog) een voorwaardelijke boete

Tuchtrecht: naast een kostenveroordeling ook (nog) een voorwaardelijke boete

Naast een veroordeling in de kosten van de klager en de NOvA kan ook een voorwaardelijke boete worden opgelegd aan een advocaat in een tuchtrechtprocedure. Benieuwd? Lees hieronder mijn blog.
Leestijd 
Auteur artikel Lieke Carrière-Verlinden
Gepubliceerd 07 mei 2018
Laatst gewijzigd 07 mei 2018

Naast de kostenveroordelingen die (onder omstandigheden) in tuchtrechtprocedures aan advocaten kunnen worden opgelegd, heeft de Raad van Discipline Amsterdam onlangs ook nog de bijzondere voorwaarde gesteld dat de betrokken advocaat een boete van EUR 1.250 verbeurt in het geval het gedeclareerde bedrag in de onderliggende kwestie niet wordt terugbetaald.


Kortgezegd speelden in de kwestie die bij de Raad van Discipline voorlag vier dingen: (i) niet was vastgelegd wat er tijdens een belangrijk overleg tussen de advocaat en zijn cliënt was besproken, (ii) de advocaat heeft tijdens een zitting niet namens zijn cliënt het woord gevoerd terwijl dat wel zou zijn afgesproken, (iii) de advocaat heeft onjuist geïnformeerd over de mogelijkheden omtrent het horen van getuigen ter zitting en (iv) het overleg met de cliënt heeft een uur voor de zitting op een bankje voor het gerechtshof plaatsgevonden waarbij de cliënt toen voor het eerst het dossier heeft gezien.


De Raad van Discipline oordeelt dat het voor rekening en risico van de advocaat komt dat de afspraken over voorgaande onderwerpen niet zijn vastgelegd. Het was bovendien aan de advocaat om het dossier eerder aan zijn cliënt toe te sturen en niet te volstaan met een dermate korte voorbereidingstijd. Alle klachtonderdelen worden gegrond verklaard.


Eerder schreef mijn kantoorgenoot Daan Baas op dit kennisplatform al over de kostenveroordeling in tuchtprocedures bij advocaten (onder de nieuwe Richtlijn Kostenveroordeling 2018).


Ook in de hier aan de orde zijnde zaak wordt een kostenveroordeling uitgesproken. De advocaat moet de kosten die de klager in verband met de behandeling van de klacht redelijkerwijs heeft moeten maken vergoeden (artikel 48ac eerste lid, onder a Advocatenwet). Deze kosten worden vastgesteld op EUR 50 aan reiskosten en ook het griffierecht, eveneens EUR 50, moet worden vergoed. Daarnaast wordt de advocaat ook veroordeeld tot betaling van de kosten die de NOvA in verband met de behandeling van de zaak heeft moeten maken (artikel 48ac, eerste lid, onder b Advocatenwet). Die kosten worden in dit geval vastgesteld op EUR 1.000.


Bijzonder is de maatregel van een geldboete die – naast de kostenveroordeling – wordt opgelegd (artikel 48, tweede lid, onder c en artikel 48aa Advocatenwet). Het betreft een voorwaardelijke boete van EUR 1.250. De advocaat is deze boete verschuldigd indien niet binnen uiterlijk vier weken na het onherroepelijk worden van de beslissing van de Raad van Discipline het gedeclareerde bedrag voor de strafzaak (EUR 968) is terugbetaald. Dit is een behoorlijk bedrag, dat bovenop de kostenveroordeling komt.


Detail: gelet op deze voorwaardelijke boete ‘matigt’ de Raad van Discipline wel de op te leggen (onvoorwaardelijke) maatregel. In plaats van een berisping, die de ernst van de gedragingen volgens de Raad eigenlijk wel rechtvaardigt, volstaat de Raad met het opleggen van een waarschuwing.


Toch is dit niet de eerste keer dat in een tuchtprocedure een voorwaardelijke boete naast een veroordeling in de kosten wordt opgelegd. In een kwestie die in 2017 bij de Raad van Discipline Amsterdam voorlag en ging over het niet voldoende onderzoeken van de mogelijkheid van gefinancierde rechtshulp door een advocaat, werd een voorwaardelijke boete van EUR 3.000 opgelegd. Ook in dit geval was de voorwaardelijke boete gekoppeld aan het terugbetalen van declaraties. In 2018 oordeelde ook de Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden dat een voorwaardelijke boete op zijn plaats was, naast een veroordeling in de kosten van de NOvA. Ook het Hof van Discipline legde al eens aan een advocaat de maatregel van een geldboete (in dit geval zelfs van EUR 10.000) op voor het geval het door de cliënt betaalde bedrag niet zou worden terugbetaald.


Conclusie

Uit het voorgaande kan worden afgeleid dat in het geval van niet handelen zoals een redelijk handelend en redelijk bekwaam advocaat betaamt, niet alleen een kostenveroordeling kan worden uitgesproken maar daarnaast ook nog een behoorlijk hoge voorwaardelijke boete kan worden opgelegd. Los van het antwoord op de vraag of een voorwaardelijke boete in het specifieke geval gerechtvaardigd is, is het afwachten hoe de tendens ‘de vervuiler betaalt’ zich (verder) ontwikkelt.