1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Tussen hamer en aambeeld, oftewel: de doorlegging van voorwaarden uit de hoofdopdracht naar een onderaannemer

Tussen hamer en aambeeld, oftewel: de doorlegging van voorwaarden uit de hoofdopdracht naar een onderaannemer

Algemene voorwaarden, het blijft voor de praktijk van alledag lastig. Waar de rechtspraak bij veel punten de bedoeling van partijen doorslaggevend acht, zien we bij algemene voorwaarden het tegenovergestelde. Daar wordt door rechters steevast de vorm belangrijker gevonden dan de bedoeling van partijen. Vanuit de gedachte dat met name consumenten beschermd moeten worden is dat te begrijpen, maar ook in compleet zakelijke verhoudingen wordt dezelfde benadering gehanteerd. Een voor de bouwprakti...
Leestijd 
Auteur artikel Joost Bindels
Gepubliceerd 28 oktober 2014
Laatst gewijzigd 16 april 2018
Algemene voorwaarden, het blijft voor de praktijk van alledag lastig. Waar de rechtspraak bij veel punten de bedoeling van partijen doorslaggevend acht, zien we bij algemene voorwaarden het tegenovergestelde. Daar wordt door rechters steevast de vorm belangrijker gevonden dan de bedoeling van partijen. Vanuit de gedachte dat met name consumenten beschermd moeten worden is dat te begrijpen, maar ook in compleet zakelijke verhoudingen wordt dezelfde benadering gehanteerd. Een voor de bouwpraktijk helder vonnis werd gewezen door de rechtbank Oost-Brabant op 17 september jl, (ECLI:NL:RBOBR:2014:5466).

Feiten & omstandigheden

Er zijn drie partijen, opdrachtgever A, aannemer B en onderaannemer C. C moest in onderaanneming van B de dak- en gevelbeplating leveren en monteren. In het contract tussen B en C stond dat de algemene voorwaarden van B van toepassing waren. De toepasselijkheid van die voorwaarden stond tussen B en C niet ter discussie.

Een van de bepalingen in die algemene voorwaarden van B was dat de voorwaarden uit de opdracht van A aan B ook van toepassing waren in de verhouding tussen B en C. In het contract tussen A en B waren de – in de bouw gangbare – UAV 2012 voorwaarden van toepassing verklaard. De UAV kent onder meer een arbitraal beding op grond waarvan de Raad van Arbitrage voor de Bouw bevoegd is om geschillen te beslechten.

Er ontstaat - u voelt het aankomen - een geschil tussen B en C en B maakt een procedure aanhangig bij de burgerlijke rechter. Van belang is dat B niet het contract of het bestek (daar stond de toepasselijkheid van de UAV 2012 ook in vermeld) aan C had verstrekt, en C gold als een ´kleine´ onderneming (dat wil zeggen minder dan 50 werknemers).

Voor de advocaten is dit in zoverre een lastige, dat in geval van wel (hier: door middel van een verwijzing, of zo u wilt een doorlegging) overeengekomen maar niet ter hand gestelde voorwaarden, die voorwaarden deel uit maken van die overeenkomst (tussen in dit geval B en C), totdat C besluit een beroep te doen op de niet ter handstelling. Stapt B naar de gewone rechter, dan kan C dus doodleuk betogen dat de rechtbank onbevoegd is omdat arbitrage bij de Raad van Arbitrage is overeengekomen.

Als omgekeerd B meteen naar de Raad van Arbitrage stapt, kan C een beroep doen op de vernietigbaarheid van de algemene voorwaarden (niet die van B zelf, die waren wel ter hand gesteld, maar de in de voorwaarden van B ´doorgelegde´ voorwaarden uit de overeenkomst tussen A en B waren dat niet en daarin stond dat arbitraal beding op grond waarvan de Raad voor Arbitrage bevoegd was) en delft B dus daar het onderspit.

Praktijkvoorbeeld

Je kunt menen dat het er uiteindelijk niet zoveel toe doet of het ene of het andere loketje beslist, maar dat is niet het geval. Een voorbeeld. Stel onderaannemer C heeft iets verkeerd gedaan, A spreekt daarvoor zijn opdrachtnemer B aan. B is immers naar A toe verantwoordelijk voor de fouten van zijn onderaannemer C. Het is goed voorstelbaar dat B nu juist C heeft ingeschakeld omdat B dat deel van het werk niet zelf kon doen. In de onderhavige zaak zou B dus bij twee verschillende instanties moeten procederen als A besluit om B aan te spreken. Voor B zou het veel wenselijker zijn als alles in eenzelfde procedure zou worden behandeld. B kan dan in wezen als doorgeefluik van C fungeren om het verwijt van A te betwisten.

Nu moet B, ook al omdat doorlooptijden kunnen verschillen, in de zaak tegen A zelf bedenken hoe het zit en dat kan best lastig zijn bij een uitbestede klus. Ook neemt het risico op tegenstrijdige uitspraken voor B toe waardoor de kans wordt vergroot dat B met de gebakken peren zit voor iets dat hij niet zelf verkeerd gedaan heeft.

Een zaak als deze onderstreept dan ook het belang van een goed contractbeheer.