1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Val over authentiek stadshekje: gemeente niet aansprakelijk

Val over authentiek stadshekje: gemeente niet aansprakelijk

Op een late zaterdagavond in 2015 komt een vrouw (verzoekster) in het centrum van Zoetermeer ten val over een hekje dat vanuit de gevel van een woning haaks staat op het trottoir. Ten gevolge van deze val loopt zij een gecompliceerde enkelbreuk op. De gemeente Zoetermeer en haar aansprakelijkheidsverzekeraar worden door benadeelde op grond van de artikelen 6:174 en 6:162 BW aansprakelijk gesteld. Als aansprakelijkheid wordt afgewezen, start de vrouw een deelgeschilprocedure. Tot welk oordeel...
Leestijd 
Auteur artikel Letske Hofstra (uit dienst)
Gepubliceerd 22 juni 2017
Laatst gewijzigd 16 april 2018
Op een late zaterdagavond in 2015 komt een vrouw (verzoekster) in het centrum van Zoetermeer ten val over een hekje dat vanuit de gevel van een woning haaks staat op het trottoir. Ten gevolge van deze val loopt zij een gecompliceerde enkelbreuk op. De gemeente Zoetermeer en haar aansprakelijkheidsverzekeraar worden door benadeelde op grond van de artikelen 6:174 en 6:162 BW aansprakelijk gesteld. Als aansprakelijkheid wordt afgewezen, start de vrouw een deelgeschilprocedure. Tot welk oordeel komt rechtbank Den Haag?

Een gebrekkig hekje?

De gemeente Zoetermeer kan als bezitter van het trottoir en het daarop geplaatste hekje worden aangemerkt. Op grond van artikel 6:174 (lid 2) BW is sprake van een opstal. Als gevolg daarvan moet de eventuele aansprakelijkheid beoordeeld worden aan de hand van de maatstaven die zijn ontwikkeld in het bekende Wilnis-arrest (HR 17 december 2010, ECLI:NL:HR:2010:BN6236, NJ 2012/155). De Kelderluikcriteria worden hierbij als toetsingscriteria gehanteerd (HR 5 november 1965, ECLI:NL:HR:1965:AB7079).

In geschil is de vraag of het haaks op het trottoir geplaatste hekje gebrekkig is. Benadeelde meent dat dit het geval is. Het hekje heeft een donkerbruine, onopvallende kleur en zou daardoor in de nachtelijke uren bij slechte verlichting niet goed zichtbaar zijn voor voetgangers die gebruikmaken van het trottoir. Bovendien zou het hekje met een hoogte van 64 cm niet voldoen aan een richtlijn van de gemeente waarin voor nieuw straatmeubilair een minimale hoogte van 70 cm is vereist.

De gemeente meent daarentegen dat het hekje wel degelijk goed zichtbaar zou zijn. Immers, op korte afstand van het hekje bevindt zich een lantaarnpaal. Het staat vast dat deze lantaarnpaal brandde op de avond van het ongeval. Benadeelde heeft dit niet betwist. Daarnaast legt de gemeente bewijs over van het feit dat niet eerder een soortgelijk ongeval heeft plaatsgevonden met het hekje.

Tot slot betoogt de gemeente dat het hekje een belangrijke publieke functie vervult. Het hekje zorgt er namelijk voor dat de bewoners en bezoekers van nummer 31 het pand veilig kunnen verlaten. Ook voorkomt het hekje dat fietsers, om het naderende stoplicht te ontwijken, gebruikmaken van het trottoir.

De beoordeling

De rechtbank Den Haag stelt voorop dat het hekje door de gemeente in het kader van haar beleidstaken als wegbeheerder juist is geplaatst om de veiligheid van voetgangers te verhogen. Hierbij acht de rechtbank van belang dat zich nooit eerder een ongeval heeft voorgedaan met het hekje.

De stelling van verzoekster dat het hekje niet zou voldoen aan de hoogtenorm van 70 cm, wordt door de rechter gepasseerd. Het bestaan van een dergelijke (absolute) hoogtenorm is door verzoekster niet bewezen. Het feit dat de gemeente een hoogte van 70 cm voor nieuw straatmeubilair als maatstaf in een richtlijn heeft opgenomen is hiervoor onvoldoende. De rechtbank acht het bovendien onwaarschijnlijk dat het ongeval zich bij een hekje met een hoogte van 70 cm niet had voorgedaan.

Ook de donkerbruine kleur van het hekje is volgens de rechtbank onvoldoende om tot aansprakelijkheid te komen. De kleur wijkt substantieel af van de grijze kleur van het trottoir waardoor voldoende contrast aanwezig is.

De rechtbank komt tot de conclusie dat verzoekster zelf onvoldoende oplettend is geweest:

Het enkele feit dat [verzoekster] tegen het hekje is opgelopen en daarbij letsel heeft opgelopen maakt een en ander niet anders. Het heeft er overigens alle schijn van dat [verzoekster] aanzienlijk onoplettend is geweest toen zij tegen het hekje opliep, omdat zij werd afgeleid.

De rechtbank benadrukt daarbij dat van voetgangers in een oud stadscentrum een hogere mate van oplettendheid verwacht kan en mag worden. Immers, obstakels komen in een oud stadscentrum veelvuldig voor.

Conclusie

De gemeente Zoetermeer wordt niet aansprakelijk geacht jegens benadeelde. De vorderingen van de vrouw worden afgewezen.