1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Verjaring van een gemaakt voorbehoud in een vaststellingsovereenkomst: drie maal beoordeeld

Verjaring van een gemaakt voorbehoud in een vaststellingsovereenkomst: drie maal beoordeeld

Op 18 juni 2015 heeft het hof Den Bosch een arrest gewezen (ECLI:NL:GHSHE:2015:2085) waarin de verjaring van een gemaakt voorbehoud tussen een benadeelde student tandheelkunde en een voor een verkeersongeval aansprakelijke verzekeraar. Wat was het geval?In 1980 loopt een student tandheelkunde bij een verkeersongeval knieletsel op. In 1985 werd de schade tussen partijen geregeld door middel van een vaststellingsovereenkomst met een voorbehoud voor artrose. De tandheelkundestudent heeft sindsdi...
Leestijd 
Auteur artikel Henriek Kragt
Gepubliceerd 25 juni 2015
Laatst gewijzigd 16 april 2018
Op 18 juni 2015 heeft het hof Den Bosch een arrest gewezen (ECLI:NL:GHSHE:2015:2085) waarin de verjaring van een gemaakt voorbehoud tussen een benadeelde student tandheelkunde en een voor een verkeersongeval aansprakelijke verzekeraar. Wat was het geval?

In 1980 loopt een student tandheelkunde bij een verkeersongeval knieletsel op. In 1985 werd de schade tussen partijen geregeld door middel van een vaststellingsovereenkomst met een voorbehoud voor artrose. De tandheelkundestudent heeft sindsdien een goede tandartsenpraktijk opgebouwd maar raakt in 2008 gedeeltelijk arbeidsongeschikt voor zijn werkzaamheden en dus doet hij een beroep op het destijds gemaakte voorbehoud.

De tandarts heeft in eerste instantie de verzekeraar verzocht direct te komen tot een schaderegeling (in het kader van het gemaakte voorbehoud). Dat was begin 2007 toen er klachten ontstonden. Al snel werd duidelijk dat de verzekeraar een beroep deed op verjaring en, de verjaringsperikelen daargelaten, dat de tandarts geen bewijs kon leveren met betrekking tot de toename ten opzichte van de destijds door een specialist vastgelegde klachten. Het medisch rapport van destijds was nog maar gedeeltelijk voorhanden.

De tandarts heeft bij de rechtbank Den Haag door middel van een verzoek voorlopig deskundigenbericht een orthopedische expertise verzocht. De verzekeraar voerde het verweer van verjaring alsook dat het medisch vertrekpunt (anno 1985) door het niet meer volledig aanwezig zijn van het medisch rapport van destijds onduidelijk zou zijn.

In de beschikking van de rechtbank Den Haag van 5 augustus 2010 (362168 HA RK 10-143) oordeelt de rechtbank dat geen sprake is van verjaring, alsook dat de benadeelde tandarts wordt toegelaten om door middel van een deskundigenbericht het bewijs te leveren van het vertrekpunt en de huidige situatie in het kader van het voorbehoud.

Vervolgens verschijnt het deskundigenbericht opgesteld door een gerenommeerd orthopeed waaruit evident de toename van de klachten en beperkingen ten opzichte van het jaartal 1985 staat genoteerd.

De aansprakelijke verzekeraar start daarop een bodemprocedure bij de rechtbank Den Bosch met als hoofdvordering te verklaren voor recht dat de vordering van de benadeelde tandarts is verjaard. Er werd een beroep gedaan op de ‘lange’ verjaringstermijn van 20 jaar. De rechtbank Den Bosch oordeelt in het vonnis van 27 februari 2013 (ECLI:NL:RBOBR:2013:BZ2901) dat de vordering van de tandarts niet is verjaard, maar dat de benadeelde vervolgens zijn vorderingsrecht niet kan uitoefenen omdat hij zijn schade niet zou kunnen bewijzen omdat het medisch rapport van destijds niet helemaal volledig voorhanden is. Het rapport, verkregen onder ‘het oog’ van de rechtbank Den Haag, leek daarmee voor ‘niets’ tot stand te zijn gekomen.

Het kan verkeren in procedures met betrekking tot verjaring. In deze zaak heeft het hof ’s-Hertogenbosch uiteindelijk in het arrest van 18 juni 2015 op een heldere wijze, voor een benadeelde, maar ook voor een verzekeraar, gemotiveerd uiteengezet wat het moment is waarop de verjaringstermijn van een gemaakt voorbehoud begint te lopen: die vangt aan op het moment dat de benadeelde bekend wordt met de schade. In deze zaak dus vanaf het moment 2007 waarop de benadeelde bekend werd met de schade (lees: de toename aan klachten waarvoor destijds het voorbehoud werd gemaakt).

Alhoewel dit oordeel van het hof logisch klinkt, wordt er in de praktijk veel gediscussieerd en zo nu en dan dus ook jarenlang geprocedeerd over de perikelen rond een gemaakt voorbehoud en de 20-jarige verjaringstermijn.

Het arrest van het hof biedt duidelijkheid en houvast. Bovendien correspondeert het arrest van het hof volledig met de bedoeling van partijen die in een vaststellingsovereenkomst een voorbehoud opnemen. In de praktijk wordt een voorbehoud veelal opgenomen voor het geval zich ‘ergens in de toekomst’ toenemende klachten en/of schade voordoen, zodat de benadeelde, indien hij daarmee wordt geconfronteerd, ‘terug mag gaan’ naar de aansprakelijke verzekeraar.

Omdat er veel tijd tussen het sluiten van een vaststellingsovereenkomst met een voorbehoud en het inroepen van de rechten in het voorbehoud kan verstrijken, is het zaak een duidelijk voorbehoud te formuleren en de medische situatie ten tijde van de vaststellingsovereenkomst goed vast te leggen.