Algemene voorwaarde en de relevantie hiervan
In de wet staat wat een algemene voorwaarde is (art. 6:231 sub a BW):
“een of meer bedingen die zijn opgesteld teneinde in een aantal overeenkomsten te worden opgenomen, met uitzonderingen van bedingen die de kern van de prestaties aangeven, voor zover deze laatstgenoemde bedingen duidelijk en begrijpelijk zijn geformuleerd.”
Uit deze definitie kan afgeleid worden dat een bepaling die in de ‘algemene voorwaarden’ staat niet per se een algemene voorwaarde is. En tevens dat een bepaling die niet in de ‘algemene voorwaarden’ staat, maar bijvoorbeeld in het lichaam van een overeenkomst of op een polisblad, soms wel een algemene voorwaarde is.
Algemene voorwaarden komen in allerlei hoedanigheden voor: eigen algemene voorwaarden van rechtspersonen, branchevoorwaarden (bijv. ALIB/Fenex/Metaalunievoorwaarden/RVOI/UAV/DNR/etc.), maar ook polisvoorwaarden.
Het is goed om te weten of een bepaling als een algemene voorwaarde kwalificeert, want afd. 6.5.3 BW geldt enkel voor algemene voorwaarden. Dit betreft de afdeling die regelt hoe algemene voorwaarden van toepassing worden verklaard en ter hand worden gesteld. Daarnaast regelt het o.a. de vernietigbaarheid van algemene voorwaarden.
Al deze aspecten zijn belangrijke en in de praktijk voortdurend terugkerende verweermiddelen: zijn de algemene voorwaarden wel/niet van toepassing, wel/niet ter hand gesteld, wel/niet vernietigbaar?
Kernbeding
Een kernbeding is géén algemene voorwaarde. Dit volgt uit de definitie van ‘algemene voorwaarde’, zie hiervoor.
Bij een kernbeding gaat het om de essentialia van de overeenkomst zonder welke een overeenkomst bij gebreke van voldoende bepaalbaarheid van de verbintenissen niet tot stand komt (HR 19 september 1997, NJ 1998/6).
De relevantie om te weten of iets een kernbeding is, is het spiegelbeeld van de relevantie om te weten of iets een algemene voorwaarde is: afd. 6.5.3 BW is er niet op van toepassing, zodat er minder snel gebondenheid is, maar geen beroep kan worden gedaan op de beschermingsgronden.
Voor toepasselijkheid van een kernbeding is wilsovereenstemming vereist (zie ook hierna).
Kernbeding – verzekering/polisvoorwaarden
Ook in polisvoorwaarden kan een kernbeding voorkomen, en ook op een polisblad kan een algemene voorwaarde staan. Een stelregel is dat een bepaling een kernbeding is als het zo wezenlijk is dat het al dan niet deel uitmaken van de polisvoorwaarden de schadelast en premiestelling direct beïnvloedt. Hierbij kan gedacht worden aan de primaire dekkingsomschrijving en de herbouwclausule (maar bijvoorbeeld niet aan de bereddings-/meldingsplicht).
Een vraag is of een dekkingsuitsluiting altijd een kernbeding is. De literatuur is hierover verdeeld. Zo beantwoordt prof. mr. Van Tiggele deze vraag bevestigend, omdat een dekkingsuitsluiting onder de primaire dekkingsomschrijving valt. Prof. mr. Hendrikse en prof. mr. Rinkes beantwoorden de vraag echter ontkennend, omdat er in beginsel sprake is van dekking, tenzij die dekking wordt verloren door een omstandigheid. Volgens hen valt dit onder verval van recht en dit is een (bekende) algemene voorwaarde.
Bij kernbedingen is vereist dat deze zijn aanvaard, zodat er minder snel sprake is van toepasselijkheid dan bij algemene voorwaarden. Een verzekeraar doet er dan ook verstandig aan om heel goed de consequenties te overzien (was wel sprake van aanvaarding?) voordat zij in rechte stelt dat sprake is van een kernbeding.
Het voorgaande brengt met zich dat als polisvoorwaarden niet ter hand zijn gesteld, niet vernietigd kunnen worden voor zover het een zich daarin bevindend kernbeding betreft. Zowel voor een verzekeraar als een verzekerde is dit relevant om te onderkennen.
Recente jurisprudentie: wel/niet een kernbeding in de polis(voorwaarden)
Ter illustratie van de problematiek zet ik drie recente uitspraken op een rij.
Zaak 1
In de zaak die leidde tot de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 13 mei 2020 (ECLI:NL:RBROT:2020:4380) betwistte de verzekeraar primair dat sprake is van een onder de verzekeringsovereenkomst gedekte schadegebeurtenis; het zinken van het schip als gevolg van het niet dichtdraaien van de afsluiter van de watergesmeerde schroefaslager valt, aldus de verzekeraar, niet onder één van de in de polisvoorwaarden specifiek of algemeen omschreven dekkingsomschrijvingen. De rechtbank oordeelt dat het bewuste artikel in de polisvoorwaarden betrekking heeft op de dekkingsomschrijving én voldoende duidelijk en begrijpelijk is geformuleerd, zodat het een kernbeding en geen algemene vooraarde betreft. Zodoende faalt het beroep van verzekerde op niet-terhandstelling van de polisvoorwaarden.
Nu vaststaat dat sprake is van een kernbeding, is daarmee nog niet gezegd dat de verzekeraar op dit beding een beroep toekomt. Voor de toepasselijkheid daarvan is vereist dat zij bij het sluiten van de verzekeringsovereenkomst ervan uit mocht gaan dat verzekerde de inhoud van dit beding kende of behoorde te kennen en dat hij dit heeft willen aanvaarden. Als dat niet het geval is, kan er in beginsel niet gerechtvaardigd op worden vertrouwd dat met dit beding is ingestemd en is het beding niet overeengekomen. Een overeenkomst komt immers tot stand door aanbod en aanvaarding daarvan, hetgeen moet worden beoordeeld aan de hand van de wilsvertrouwensleer zoals neergelegd in de artikelen 3:33 en 3:35 BW. In dit geval was sprake van aanvaarding, o.a. omdat de verzekerde de polisvoorwaarden voorafgaand aan het afsluiten van de verzekering heeft ontvangen.
Zaak 2
Het arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 12 mei 2020 (ECLI:NL:GHARL:2020:3747) signaleer ik omdat hierin de EU-richtlijn betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (93/13) aan de orde komt. Ter opfrissing: een rechter moet bij consumenten op grond van deze richtlijn ambtshalve toetsen of sprake is van een oneerlijk beding.
In deze kwestie was onbetwist sprake van kernbedingen die het verzekerde risico omschreven en de verbintenis van de verzekeraar afbakenen. Volgens overweging 20 van de considerans van voornoemde richtlijn kan zo’n kernbeding in geval van een verzekeringsovereenkomst niet het voorwerp van de beoordeling van het eventueel oneerlijke karakter zijn wanneer deze beperkingen in aanmerking worden genomen bij de berekening van de door de consument betaalde premie. Aan dit laatste wordt hier voldaan.
Volgens artikel 5 Richtlijn 93/13 en artikel 6:238 lid 2 BW moeten schriftelijke bedingen in overeenkomsten met consumenten steeds duidelijk en begrijpelijk zijn opgesteld. Het transparantievereiste moet ruim moet worden opgevat. O.a. omdat de verzekerde in deze kwestie vóór sluiting van de verzekeringsovereenkomst gemakkelijk kennis heeft kunnen nemen van alle verzekeringsvoorwaarden en de gevolgen daarvan, en omdat de verzekeraar hem in de loop van het elektronische aanvraagprocedure uitdrukkelijk en met zoveel woorden het springende punt opmerkzaam heeft gemaakt, voldoen de kernbedingen aan het transparantievereiste. Verzekerde haalt niet de hoge hindernis voor een geslaagd beroep op artikel 6:248 lid 2 BW (beperkende werking van redelijkheid en billijkheid).
Zaak 3
Ook in deze zaak (ECLI:NL:GHARL:2020:3730) is door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 12 mei 2020 arrest gewezen.
Een eigenaar van een Audi S5 heeft een autoverzekering met brand- en diefstaldekking afgesloten. Op het polisblad staat dat brand is gedekt (met verwijzing naar een clausule in de polisvoorwaarden) en dat diefstal is gedekt in geval van een goedgekeurd track&tracesysteem. Kort na Kerst wordt de auto gestolen en enkele maanden later wordt deze brandend aangetroffen; er is een ramkraak mee gepleegd. De verzekeraar weigert dekking, want brand is niet gedekt na diefstal en diefstal is niet gedekt vanwege afwezigheid van een goedgekeurd track&tracesysteem en een abonnement op de alarmcentrale.
In twee polisvoorwaarden staat wanneer de verzekering eindigt en wanneer schade niet is verzekerd (lees: autodiefstal moet spoedig worden gemeld, schade is niet verzekerd voor iets dat wettelijk niet mag en schade wegens autodiefstal is enkel meeverzekerd indien sprake is van beveiliging met een goedgekeurd voertuigvolgsyteem). Volgens verzekeraar – die door het hof wordt gevolgd – kwalificeren deze als kernbedingen, volgens verzekerde niet. Relevant is dus de vraag of de kernbedingen zijn overeengekomen, nu art. 6:232 BW toepassing mist. Ook hier wordt weer gekeken naar de gewone regels die gelden voor de totstandkoming van overeenkomsten (art. 6:217 BW in verbinding met de artikelen 3:33, 35 en 37 lid 1 BW: het komt erop aan wat partijen over en weer hebben verklaard en uit elkaars verklaringen en gedragingen, overeenkomstig de zin die zij daaraan in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs mochten toekennen, hebben afgeleid).
De verzekerde had de polisvoorwaarden kunnen raadplegen door in te loggen met een speciale code. Niet is gebleken dat verzekerde voor de totstandkoming van de verzekeringsovereenkomst dan wel bij ontvangst van de polis heeft ingelogd. Ook anderszins staat niet vast dat polisvoorwaarden met daarin bedoelde kernbedingen aan verzekerde zijn verstrekt. In dit licht heeft de verzekeraar onvoldoende gesteld om met in achtneming van de hiervoor genoemde maatstaf te kunnen concluderen dat tussen partijen de toepasselijkheid van de kernbedingen is overeengekomen.
Het verstrekkende gevolg hiervan is dat de verzekeraar zich niet kan beroepen op de kernbedingen en gehouden is onder de verzekering uit te keren.
Conclusie en tips
Een bepaling die in de algemene voorwaarden staat is niet altijd een algemene voorwaarde. Andersom is ook waar: soms is een bepaling in het lichaam van een overeenkomst of polisblad een algemene voorwaarde. Dit is van belang omdat enkel in geval van een algemene voorwaarde de beschermingsbepalingen van afd. 6.5.3 BW gelden.
In rechte wordt door verzekerden geregeld gesteld dat polisvoorwaarden niet van toepassing zijn omdat deze niet ter hand zijn gesteld. Die stelling is echter niet altijd een panacee, omdat een kernbeding niet ter hand hoeft te worden gesteld (maar ‘enkel’ moet worden aanvaard).
Een verzekeraar doet er goed aan om heel goed de consequenties te overzien voordat zij in rechte stelt dat sprake is van een kernbeding, omdat het zonder aanvaarding ervan door verzekerde geen onderdeel is van de (verzekerings)overeenkomst. In dat geval loopt de verzekeraar het risico dat dekkingsuitsluitingen niet kunnen worden ingeroepen.
Een andere tip voor verzekeraars om problematiek ter zake te voorkomen is om kernbedingen (zoals de primaire dekkingsomschrijving) op het polisblad, of nog beter: op het aanvraagformulier, te vermelden en de polisvoorwaarden voorafgaand aan het afsluiten van de verzekering aan verzekerde ter hand te stellen.