1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Verzekeringsplicht artikel 7:611 BW niet uitgebreid naar zzp’ers

Verzekeringsplicht artikel 7:611 BW niet uitgebreid naar zzp’ers

In de bodemprocedure die is gevolgd op een eerder deelgeschil heeft de rechtbank Midden-Nederland bevestigd dat een zzp’er, die als bestuurder van de bedrijfsauto van de opdrachtgever ernstig letsel opliep bij een eenzijdig ongeval, niet met succes een beroep kan doen op de ‘verzekeringsplicht’ van artikel 7:611 BW.Volgens de zzp’er had de opdrachtgever verzuimd om een schadeverzekering inzittenden af te sluiten voor de bedrijfsauto. De opdrachtgever zou om die reden op grond van artikel 7:61...
Leestijd 
Auteur artikel Annelijn Bloo-Kroes
Gepubliceerd 10 januari 2018
Laatst gewijzigd 16 april 2018
In de bodemprocedure die is gevolgd op een eerder deelgeschil heeft de rechtbank Midden-Nederland bevestigd dat een zzp’er, die als bestuurder van de bedrijfsauto van de opdrachtgever ernstig letsel opliep bij een eenzijdig ongeval, niet met succes een beroep kan doen op de ‘verzekeringsplicht’ van artikel 7:611 BW.

Volgens de zzp’er had de opdrachtgever verzuimd om een schadeverzekering inzittenden af te sluiten voor de bedrijfsauto. De opdrachtgever zou om die reden op grond van artikel 7:611 BW, artikel 6:248 BW en/of artikel 6:162 BW tegenover hem aansprakelijk zijn.

Artikel 7:611 BW

De zzp’er had aangevoerd dat artikel 7:611 BW analoog moest worden toegepast op zijn verhouding met de opdrachtgever. De opdrachtgever had voor hem een behoorlijke verzekering moeten sluiten. Een zzp’er heeft echter geen arbeidsovereenkomst gesloten met de opdrachtgever. Bij het ontbreken van een arbeidsovereenkomst kan hij dan ook geen rechtstreeks beroep doen op artikel 7:611 BW. Artikel 7:611 BW is uitsluitend toepasselijk op de verhouding tussen de werkgever en de werknemer en de in die verhouding geldende eisen van redelijkheid en billijkheid.

Zoals bekend, kan een zzp’er zich, onder omstandigheden, met een beroep op artikel 7:658 lid 4 BW wel beroepen op artikel 7:658 BW. Artikel 7:611 BW kent echter niet een bepaling die vergelijkbaar is met artikel 7:658 lid 4 BW en daarin schuilt een cruciaal verschil.

De rechtbank overweegt:

Een wezenlijk onderscheid tussen artikel 7:658 BW en artikel 7:611 BW is dat artikel 7:611 niet de hiervoor genoemde uitbreiding van de zorgplicht van de werkgever kent die beoogt onder omstandigheden ook bescherming te bieden aan personen die geen werknemer zijn. Daar komt bij dat artikel 7:611 BW, anders dan artikel 7:658 BW, niet primair een artikel is waarop een aansprakelijkheid kan worden gegrond. Artikel 7:611 BW betreft de in het arbeidsrecht geldende verhoudingen en de in die verhouding tussen werkgever en werknemer geldende eisen van redelijkheid en billijkheid. Analoge toepassing van artikel 7:611 in de verhouding tussen opdrachtgever en de zelfstandige ondernemer die de opdracht uitvoert, leidt tot een uitbreiding van de verplichting van de werkgever om ten behoeve van anderen dan zijn werknemers een behoorlijke verzekering af te sluiten. Voor een dergelijke uitbreiding van de aansprakelijkheid van de werkgever, zonder dat daarvoor een wettelijke basis is, ziet de rechtbank geen aanknopingspunten.

Artikel 6:248 BW

In de beperkende en aanvullende werking van de redelijkheid en billijkheid (artikel 6:248 BW), die op grond van het algemeen contractenrecht geldt tussen de zzp’er en de opdrachtgever ziet de rechtbank in de gegeven omstandigheden evenmin grond voor aansprakelijkheid. De rechtbank geeft aan:

De ratio van de verplichting tot het afsluiten van een deugdelijke verzekering is dat een werkgever die van zijn werknemer verlangt dat hij zijn werkzaamheden uitvoert in een auto van het bedrijf, verplicht is er voor te zorgen dat - in het geval de werknemer met die auto een ongeval krijgt - er dekking is voor de schade. Een dergelijke verplichting heeft een opdrachtgever in beginsel niet ten opzichte van een zelfstandig ondernemer die een opdracht voor hem uitvoert. De zelfstandige opdrachtnemer zal in het algemeen niet gehouden zijn gebruik te maken van de bedrijfsauto van diens opdrachtgever en zal als zelfstandig ondernemer in het algemeen juist gebruik maken van zijn eigen bedrijfsauto. Dit zou anders kunnen zijn in de bijzondere situatie dat de opdrachtnemer de opdrachtgever de verplichting oplegt om bij het uitvoeren van de opdracht gebruik te maken van de bedrijfsauto van de opdrachtgever. Onder die omstandigheden zou geconcludeerd kunnen worden dat de opdrachtnemer voor het gebruik van de bedrijfsauto in dezelfde positie verkeert als de werknemer. Die situatie doet zich in dit geval niet voor, althans dit is gesteld noch gebleken. [eiser] heeft enkel naar voren gebracht dat [gedaagde] de bedrijfsauto ter beschikking heeft gesteld. Het betoog van [eiser] dat hij reeds om die reden in dezelfde positie verkeert als een werknemer, kan niet worden gevolgd. Hij heeft geen feiten of omstandigheden naar voren gebracht die aannemelijk kunnen maken dat hij van [gedaagde] instructies had gekregen op grond waarvan hij verplicht was de bedrijfsauto van [gedaagde] te gebruiken. De positie van [eiser] als zelfstandig ondernemer is op dit punt wezenlijk anders dan die van een werknemer. [eiser] beschikte over een eigen (bedrijfs)auto. Dat hij om praktische redenen gebruik maakte van de bedrijfsauto van [gedaagde] of dat het voor hem financieel aantrekkelijk was om dit te doen, is onvoldoende om te kunnen concluderen dat dit een verplichting was en dat het niet ter vrije keuze van [eiser] stond om zijn eigen auto te gebruiken.

Artikel 6:162 BW

Het feit dat de opdrachtgever geen schadeverzekering inzittenden voor de bedrijfsauto had afgesloten is niet in strijd met de ten opzichte van de zzp’er in acht te nemen redelijkheid en billijkheid. Dat maakt dat van onrechtmatig handelen ten opzichte van de zzp’er ook geen sprake is, zo oordeelt de rechtbank.