1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. WAM-verzekeraars dragen geen “voorrisico” op de dag van registratie in het RDW-register

WAM-verzekeraars dragen geen “voorrisico” op de dag van registratie in het RDW-register

De meeste particuliere verzekeringen worden tegenwoordig telefonisch of via internet afgesloten. Dat geldt zeker ook voor autoverzekeringen. Deze verzekeringen kunnen dan ook op elk willekeurig tijdstip worden aangevraagd en gewijzigd. In het RDW-register, waaruit derden kunnen afleiden waar een bepaald motorrijtuig WAM-verzekerd is, wordt echter slechts de ingangsdatum en niet ook het ingangstijdstip van de verzekering vermeld. Leidt dat ertoe dat het WAM-risico gedurende de gehele ingangsda...
Leestijd 
Auteur artikel Pieter Bloemendal
Gepubliceerd 19 februari 2016
Laatst gewijzigd 16 april 2018
De meeste particuliere verzekeringen worden tegenwoordig telefonisch of via internet afgesloten. Dat geldt zeker ook voor autoverzekeringen. Deze verzekeringen kunnen dan ook op elk willekeurig tijdstip worden aangevraagd en gewijzigd. In het RDW-register, waaruit derden kunnen afleiden waar een bepaald motorrijtuig WAM-verzekerd is, wordt echter slechts de ingangsdatum en niet ook het ingangstijdstip van de verzekering vermeld. Leidt dat ertoe dat het WAM-risico gedurende de gehele ingangsdatum verzekerd is en de WAM-verzekeraar over de uren vóór het ingangstijdstip dus een “voorrisico” loopt? De rechtbank Den Haag heeft die vraag onlangs ontkennend beantwoord.

De WAM: een eigen recht op schadevergoeding
De bezitter en de kentekenhouder van een motorrijtuig zijn op grond van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen (“WAM”) verplicht om voor dat motorrijtuig een verzekering af te sluiten (art. 2 lid 1 WAM).

Bijzonder aan deze WAM-verzekering is dat een verkeersslachtoffer een ‘eigen recht’ op schadevergoeding heeft (art. 6 WAM); hij is niet afhankelijk van de aansprakelijke partij, maar kan zijn schade rechtstreeks bij diens WAM-verzekeraar claimen.

De WAM-verzekeraar kan bovendien geen uit de wet of de verzekeringsovereenkomst voortvloeiende nietigheid, verweer of verval aan het slachtoffer tegenwerpen (art. 11 WAM). Bevat de verzekeringsovereenkomst bijvoorbeeld een alcoholuitsluiting en heeft de verzekeringnemer onder invloed gereden, dan kan de verzekeraar dat dus wel aan de verzekeringnemer, maar niet aan het slachtoffer tegenwerpen. Het gevolg is dat de verzekeraar het slachtoffer schadeloos moet stellen en nog slechts kan proberen die uitkering op de verzekeringnemer te verhalen.

Zijn de bezitter en de kentekenhouder van een motorrijtuig hun verplichting tot verzekering niet nagekomen, dan kan het slachtoffer zijn recht op schadevergoeding geldend maken tegen het Waarborgfonds, een collectief waaraan alle WAM-verzekeraars een deel van de door hen geïncasseerde premies afdragen (art. 25 lid 1 aanhef en onder b WAM).

Het RDW-register: wel de ingangsdatum, niet het ingangstijdstip
Wie de WAM-verzekeraar van een bepaald motorrijtuig is, blijkt uit het RDW-register. De WAM-verzekeraar is namelijk verplicht om het sluiten van die verzekering te melden bij de RDW (art. 13 lid 1 aanhef en onder a WAM), die deze melding vervolgens aantekent in het register (art. 13 lid 2 WAM).

Een slachtoffer mag in beginsel vertrouwen op de juistheid van het RDW-register; de daarin geregistreerde verzekeraar kan niet aan het slachtoffer tegenwerpen dat hij niet de WAM-verzekeraar van het betreffende motorrijtuig is, tenzij hij aantoont dat de registratie ten onrechte is geschied (art. 13 lid 7 WAM). Het betreft dus een weerlegbaar bewijsvermoeden.

Het RDW-register kent een belangrijke beperking: het is niet mogelijk om, naast de ingangsdatum, ook het ingangstijdstip van de verzekering te registeren.

Een principiële uitspraak van de rechtbank Den Haag van 17 februari 2016 (ECLI:NL:RBDHA:2016:1478) laat zien dat die beperking niet aansluit bij de hedendaagse praktijk, waarin WAM-verzekeringen veelal telefonisch en via internet worden aangevraagd en dekking niet slechts per dag maar zelfs per minuut kan worden geaccepteerd.

De onderliggende casus
De Haagse zaak draaide om een ongeval dat op 11 juli 2013 omstreeks 12.55 uur had plaatsgevonden tussen een bromfietser en een minderjarige fietsster. De fietsster heeft bij het ongeval ernstig letsel opgelopen.

De bromfiets was ten tijde van het ongeval niet WAM-verzekerd. De echtgenote van de bromfietser heeft op de dag van het ongeval om 20.06 uur alsnog via internet een WAM-verzekering aangevraagd. De volgende dag, op 12 juli 2013, heeft de verzekeraar laten weten de aanvraag in goede orde te hebben ontvangen en de bromfiets “vanaf dit moment” in voorlopige dekking te hebben genomen.

De verzekeraar heeft de verzekering vervolgens met ingang van 11 juli 2013 – de datum van de aanvraag – laten registreren in het RDW-register.

Korte tijd later heeft de advocaat van het slachtoffer zich met een aansprakelijkstelling tot de verzekeraar gewend. Uit het RDW-register bleek immers dat de bromfiets daar op de dag van het ongeval verzekerd was.

De verzekeraar heeft daarop meegedeeld dat de verzekering pas na het ongeval is aangevraagd en dat de bromfiets ten tijde van het ongeval dus niet verzekerd was, en de advocaat doorverwezen naar het Waarborgfonds.

Het Waarborgfonds heeft echter op zijn beurt laten weten de zaak niet in behandeling te zullen nemen, omdat de verzekeraar – vanwege de registratie per dag in het RDW-register – ook het “voorrisico” tot 00.00 uur op de dag van de aanvraag zou hebben meeverzekerd.

Om te voorkomen dat het slachtoffer van het kastje naar de muur zou worden gestuurd, heeft de verzekeraar de claim vervolgens alsnog (tegen cessie) in behandeling genomen en het Waarborgfonds in rechte betrokken, om zo een verklaring voor recht te krijgen dat niet de verzekeraar, maar het Waarborgfonds de schade van het slachtoffer moet dragen.

De beoordeling
De kern van het geschil is de vraag of een WAM-verzekeraar gehouden is de schade van een verkeersslachtoffer te dragen die op dezelfde dag, maar op een eerder tijdstip is ontstaan dan waarop de aansprakelijke partij de verzekering heeft aangevraagd.

De meervoudige kamer van de rechtbank Den Haag beantwoordt die vraag, in een uitvoerig gemotiveerd vonnis, ontkennend.

De rechtbank gaat allereerst in op de vraag per wanneer de WAM-verzekering in dit geval dekking bood. De verzekeraar heeft met behulp van de logbestanden van de website aannemelijk gemaakt dat de verzekering op 11 juli 2013 om 20.06 uur – en dus ná het ongeval – is aangevraagd. De rechtbank overweegt dat een WAM-verzekering pas dekking biedt vanaf het moment waarop de verzekeringsovereenkomst tot stand is gekomen, tenzij partijen anders zijn overeengekomen. Uit de acceptatiebrief van 12 juli 2013 – waarin naar de verzekeringsaanvraag wordt verwezen en wordt geschreven dat de bromfiets “vanaf dit moment” is verzekerd – leidt de rechtbank af dat partijen geen dekking met terugwerkende kracht zijn overeengekomen. De rechtbank oordeelt dan ook dat de WAM-verzekering per 11 juli 2013 om 20.06 uur dekking bood en dat de bromfiets ten tijde van het ongeval dus niet WAM-verzekerd was.

De vraag die volgt – en dat is de meest principiële – is of de verzekeraar jegens het slachtoffer het verweer kan voeren dat de verzekering ná het ongevalstijdstip is afgesloten, ondanks dat die nuance niet uit het RDW-register blijkt.

De rechtbank plaatst deze vraag in de sleutel van art. 13 lid 7 WAM en overweegt het volgende:
  • Het artikellid bevat een weerlegbaar bewijsvermoeden; indien de in het RDW-register geregistreerde verzekeraar aantoont dat sprake is van een “registratie ten onrechte”, kan hij aan het slachtoffer tegenwerpen dat hij niet de WAM-verzekeraar van het motorrijtuig is.

  • Anders dan het Waarborgfonds heeft betoogd, is van een “registratie ten onrechte” niet alleen sprake in geval van administratieve fouten.

  • In dit geval wekt het RDW-register (door geen ingangstijdstip te vermelden) ten onrechte de indruk dat de verzekeraar gedurende de volledige ingangsdag van de verzekering de WAM-verzekeraar van de bromfiets was. In werkelijkheid was de bromfiets ten tijde van het ongeval niet WAM-verzekerd. Aldus is sprake van een – door de verzekeraar aangetoonde (zie hiervoor) – “registratie ten onrechte”.

  • Bijgevolg moet niet de (ten onrechte) geregistreerde verzekeraar, maar – bij gebreke van een andere WAM-verzekeraar – het Waarborgfonds de schade van het slachtoffer dragen.


De rechtbank brengt de beperking van het RDW-register, dat wel de ingangsdatum maar niet ook het ingangstijdstip van de verzekering kan worden geregistreerd, dus niet voor risico van de individuele verzekeraar. De rechtbank overweegt daartoe:

4.11. […] Bij dit alles heeft de rechtbank meegewogen dat, anders dan ten tijde van de totstandkoming van de WAM, in het huidige digitale tijdperk eenvoudig (en in veel gevallen tot op de minuut) kan worden vastgesteld op welk moment een WAM-verzekering is afgesloten. In dat kader zou het de voorkeur verdienen als ook in het RDW-register nauwkeuriger wordt bepaald en geregistreerd vanaf welk moment een WAM-verzekering dekking verleent.

4.12. Daarmee is gegeven dat het standpunt van het Waarborgfonds, te weten dat een verzekering op basis van de dagregistratie van het RDW-register terugwerkt tot 00.00 uur van de dag van registratie, niet (langer) kan worden gevolgd. Dit zou immers tot de ongewenste situatie leiden dat de bezitter van een onverzekerd motorrijtuig, die pas ná een ongeval op dezelfde dag alsnog een WAM-verzekering afsluit voor zijn motorrijtuig, feitelijk kan bepalen welke WAM-verzekeraar voor de schade opdraait. Het risico van het onverzekerd zijn van het motorrijtuig zou daarmee volstrekt willekeurig worden neergelegd bij de (achteraf) gekozen verzekeraar. De rechtbank is van oordeel dat meer recht wordt gedaan aan de bedoeling van de wetgever en het systeem van de wet, wanneer in die gevallen het Waarborgfonds dient uit te keren, omdat de lasten daarmee evenredig over alle WAM-verzekeraars worden verdeeld, nu de middelen van het Waarborgfonds (in ieder geval een deel daarvan) worden opgebracht door het collectief van WAM-verzekeraars.

De rechtbank wijst voorts op een andere ongewenste consequentie, die het door het Waarborgfonds bepleite “voorrisico” zou kunnen hebben:

4.14. Voor zover het Waarborgfonds zich op het standpunt stelt dat Bovemij het voorrisico eenvoudig had kunnen voorkomen door de dekking te laten ingaan op 12 juli 2013, miskent het Waarborgfonds de praktijk dat iemand met een zojuist aangeschaft motorrijtuig aan het verkeer zal (willen of moeten) deelnemen, zodat het maatschappelijk ongewenst is dat verzekeraars – om het risico te voorkomen dat zij worden aangesproken voor schade die eerder die dag is veroorzaakt – nog slechts verzekeringen zullen willen afsluiten die pas een dag later ingaan.

Het oordeel van de rechtbank doet volgens haar geen afbreuk aan het arrest van de Hoge Raad van 19 november 1999 (ECLI:NL:HR:1999:AA1054), dat door het Waarborgfonds was aangehaald. De rechtbank overweegt dat het daar ging om een geval waarin dekking was verleend met terugwerkende kracht tot vóór het moment van het ongeval en dat, anders dan in het onderhavige geval, dus geen sprake was van een “registratie ten onrechte”.

De rechtbank sluit af met de overweging “dat het oordeel dat in het onderhavige geval het Waarborgfonds moet opkomen voor de schade van het ongeval geen afbreuk doet aan het systeem van de WAM, dat vóór alles slachtofferbescherming ten doel heeft”.

Afsluiting
De conclusie luidt dus dat WAM-verzekeraars geen “voorrisico” lopen, zolang zij kunnen aantonen op welk tijdstip de dekking is ingegaan. In dit geval beschikte de verzekeraar over de logbestanden van de website waar de verzekering was aangevraagd. Daarin was het aanvraagtijdstip tot op de minuut nauwkeurig vermeld, waardoor de verzekeraar kon aantonen dat sprake was van een “registratie ten onrechte”.

In een vergelijkbare zaak, waarin de rechtbank Den Haag op dezelfde dag een gelijkluidend oordeel heeft gegeven, bleek de “registratie ten onrechte” uit een lijst met inkomende telefoongesprekken, op basis waarvan kon worden vastgesteld op welk tijdstip de betreffende verzekering was gewijzigd. Het ging in die zaak om een verzekeringnemer die auto A had verzekerd, met onverzekerde auto B een kettingbotsing had veroorzaakt en tien minuten later zijn WAM-verzekeraar had gebeld om het verzekerde object te wijzigen van auto A naar auto B. De verzekeraar accepteerde de wijziging en liet dit met ingang van de datum van het ongeval aantekenen in het RDW-register. De rechtbank oordeelde dat ook in dat geval sprake is van een “registratie ten onrechte”, die aan het slachtoffer kan worden tegengeworpen.

Auteur: mr. P.E. (Pieter) Bloemendal

De auteur is aan de zijde van de verzekeraar betrokken geweest bij de in dit artikel besproken procedure. Ten tijde van het schrijven van dit artikel was de termijn om in hoger beroep te gaan nog niet verstreken.