De feiten
De casus is als volgt: patiënt (hierna: X) wordt in juni 1989 in verband met buikpijnklachten doorverwezen naar een internist werkzaam in het Algemeen Christelijk Bosch Medicentrum Alexander Groot Ziekengasthuis te ’s-Hertogenbosch. In het bloed van X werd een te hoog creatininegehalte geconstateerd. Normaliter ligt deze waarde tussen 65 en 115 mmol/L. Een hoge waarde wijst op een verstoorde nierfunctie. Om het creatininegehalte in het bloed van X te verlagen heeft de internist in juli 1989 het medicijn Pentasa voorgeschreven.
Uit het bloedonderzoek van 8 maart 1990 blijkt dat het creatininegehalte van X nog steeds te hoog is, namelijk 336 mmol/L. Deze verhoogde creatininewaarde heeft de internist echter over het hoofd gezien. In mei 1990 is X het gebruik van het medicijn Pentasa gaan afbouwen.
In juli 1991 is X met ernstige klachten met het vliegtuig vanuit Frankrijk naar Nederland gevlogen. Het creatininegehalte was op dat moment 660 mmol/L. Later bleek dat een nier van X ernstig was beschadigd. Hiervoor heeft X in 1998 een niertransplantatie ondergaan.
Voor recht is verklaard dat het ziekenhuis en de internist toerekenbaar tekort zijn geschoten in de nakoming van hun verplichtingen jegens X. Daarom heeft X recht op schadevergoeding. De beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar van het ziekenhuis, AXA Schade N.V. (hierna: AXA), heeft aan X een voorschot op de schade betaald. Uiteindelijk hebben AXA en X in april 2006 een vaststellingsovereenkomst gesloten.
Vervolgens spreekt AXA Centraal Beheer aan tot vergoeding van het bedrag dat zij aan X heeft betaald. AXA (thans: Reaal Verzekeringen N.V., hierna: Reaal) was namelijk tot 1 april 1990 de beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar van het ziekenhuis. Met ingang van 1 april 1990 is Centraal Beheer (thans: Achmea Schadeverzekeringen N.V) de beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar van het ziekenhuis. Op 6 mei 2011 heeft Reaal aan Centraal Beheer medegedeeld dat zij haar rechten op vergoeding van schade voorbehield en dat Centraal Beheer de brief als stuiting in de zin van art. 3:317 BW moest beschouwen.
De rechtsvraag
AXA en Centraal Beheer verschillen over de vraag wanneer de schade van X is ontstaan. Volgens Reaal is de schade van X ontstaan ná 1 april 1990 en biedt de polis van Reaal daarvoor geen dekking. De polis bevat namelijk een bepaling die inhield dat Reaal geen dekking biedt voor schades die zijn ontstaan ná 1 april 1990, behalve als er geen andere polissen voorhanden zijn die dekking bieden. Een verzekering waarbij de verzekeraar alleen schade vergoedt die is ontstaan tijdens de verzekeringstermijn of die na het beëindigen van de verzekering wordt geclaimd maar wel is ontstaan tijdens de verzekeringstermijn, is beter bekend als een ‘loss occurrence’ verzekering.
Centraal Beheer verweert zich allereerst met een beroep op verjaring. Dit beroep heeft de rechtbank bij tussenvonnis van 25 november 2015 verworpen. Volgens de rechtbank heeft Reaal met de brief van 6 mei 2011 de verjaring tijdig gestuit. De rechter komt dus aan een inhoudelijke beoordeling toe. Voor het antwoord op de vraag of Reaal dekking moet verlenen onder de polis is beslissend of de nier van X op 8 maart 1990 al blijvend beschadigd was, aldus de rechtbank. De rechtbank heeft in haar tussenvonnis van 25 november 2015 een deskundigenbericht bevolen en iedere verdere beslissing aangehouden.
Centraal Beheer gaat vervolgens in beroep tegen het tussenvonnis. Zij bepleit in hoger beroep dat het tussenvonnis van 25 november 2015 moet worden vernietigd en vordert afwijzing van de vorderingen van Reaal. Centraal Beheer meent dat de schade is ontstaan vóór 1 april 1990 en wijst op de afwijkende bloedwaardes op 8 maart 1990. Volgens Centraal Beheer heeft de internist dit destijds over het hoofd gezien. Het niet adequaat reageren op deze afwijkende bloedwaardes behelst een toerekenbare tekortkoming van de internist. Volgens Centraal Beheer is voor het ontstaan van de schade, het moment van aantasting van de gezondheid, beslissend en niet het moment waarop schade zich manifesteert.
Het hof overweegt dat de polisvoorwaarden van Centraal Beheer beslissend zijn. Volgens het hof is bepalend is of de schade is ontstaan tijdens de duur van de verzekering. Schade wordt in de polisvoorwaarden van Centraal Beheer als volgt gedefinieerd: “letsel of aantasting van de gezondheid al dan niet de dood ten gevolge hebbend en de daarmee rechtstreeks verband houdende activiteiten”. De vraag is volgens het hof wanneer sprake is van “aantasting van de gezondheid”.
Volgens het hof heeft Reaal gemotiveerd aangevoerd dat verzekeraars, onder wie Centraal Beheer, zich indertijd realiseerden dat als ontstaansmoment (mede) aangeknoopt kan worden bij het moment waarop de schade zich openbaart/manifesteert. Dit betekent volgens het hof in deze zaak de datum waarop X ziek werd als gevolg van de medische kunstfout.
Het hof stelt vast dat uit niets is gebleken dat de gezondheidsschade zich heeft gemanifesteerd/geopenbaard vóór juli 1991. Om die reden staat volgens het hof vast dat de eerste gezondheidsklachten dateren van juli 1991. De verzekeringsovereenkomst met Centraal Beheer was toen reeds ingegaan.
Conclusie
Het hof oordeelt dat verzekeraars die op basis van ‘loss occurrence’ verzekeren, aansprakelijk zijn voor schade op het moment waarop de schade zich openbaart. In deze procedure was dit de datum waarop X ziek werd als gevolg van een medische kunstfout. De omstandigheid dat de internist eerder een afwijkende bloedwaarde over het hoofd heeft gezien, doet hieraan niet af, aldus het hof.
Wettelijke rente
De vraag wanneer de schade is ontstaan is niet alleen van belang voor de vraag onder welke polis de schade is gedekt maar is ook van betekenis voor het moment dat de wettelijke rente (art. 6:119 BW) gaat lopen. Door het arrest van het hof Arnhem-Leeuwarden is duidelijk dat in geval van een medische kunstfout moet worden aangeknoopt bij het moment waarop de schade zich openbaart.