
Zorg en Recht lezing: Toezichthouders in de zorg
De NZa, de IGJ, de ACM en de AP. Diverse toezichthouders zijn actief in de zorg.
Ralph is werkzaam bij de sectie Gezondheidszorg en is bestuursrechtelijk gespecialiseerd. Ralph houdt zich onder meer bezig met conflicten op het gebied van toezicht en handhaving. Daarnaast adviseert hij en procedeert hij voor zorgaanbieders actief binnen het sociaal domein (Wmo en jeugdzorg). Ook houdt Ralph zich bezig met juridische vraagstukken rondom zorgverkoop. Hiervoor is Ralph werkzaam geweest bij de Autoriteit Consument en Markt (en diens voorganger de Nederlandse Mededingingsautoriteit) en een nicheadvocatenkantoor in de zorg.
In de jeugdzorg spelen zoveel complexe issues dat een juridische partner onontbeerlijk is. Pluryn vond die in Dirkzwager.
Naar case
Lid van de Vereniging van Bestuursrecht (VAR)
Lid Raad van Toezicht GGZ Verum
De NZa, de IGJ, de ACM en de AP. Diverse toezichthouders zijn actief in de zorg.
De NZa, de IGJ, de ACM en de AP. Diverse toezichthouders zijn actief in de zorg.
In deze nieuwe Zorgpodcast gaan onze specialisten Ralph Tak en Charlotte Perquin-Deelen nader in op "resultaatgericht beschikken", mede naar aanleiding van recente jurisprudentie én het nieuwe wetsvoorstel. Wat is resultaatgericht beschikken eigenlijk? Wat zegt recente jurisprudentie? En wat wijzigt er als het wetsvoorstel wet zou worden? U weet het antwoord op deze en meer vragen na het luisteren van deze Zorgpodcast.
Op 15 maart 2022 heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) zich uitgelaten over een besluit van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) waarin zij na klachten van een GGZ-aanbieder geweigerd heeft onderzoek in te stellen naar de aanmerkelijke marktmacht (AMM) van Zilveren Kruis. Het beroep is ongegrond, maar de uitspraak bevat een aantal mooie overwegingen van het CBb over de algemene toezichtstaak van de NZa inzake AMM. Hierna staan wij stil bij de de AMM-bevoegdheid van de NZa, de standpunten van de zorgaanbieder en de NZa en de overwegingen van het CBb daarover.
Op 5 januari 2022 maakte de Nederlandse Zorgautoriteit (hierna: NZa) bekend dat zij een bestuurlijke boete heeft opgelegd van in totaal € 38.000 aan de coöperatie VGZ (hierna: VGZ) voor overtreding van de transparantieregels. Volgens de NZa heeft VGZ de wijziging van de tekentermijn in de zorginkoopprocedure voor paramedische zorg niet tijdig bekendgemaakt. In dit blogartikel leggen wij uit wat de transparantieregels inhouden, hoe deze zorgaanbieders beogen te beschermen en op welke wijze VGZ deze regels volgens de NZa heeft overtreden.
Het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) heeft recentelijk geoordeeld dat de maximumtarieven die de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) had vastgesteld voor de geestelijke gezondheidszorg en de forensische zorg voor 2020 rechtmatig zijn. Enkele zorgaanbieders waren het niet eens met deze door de NZa vastgestelde maximumtarieven en stapten naar de bestuursrechter. Het CBb verklaarde het hoger beroep echter ongegrond.
Op 19 oktober 2021 heeft de rechtbank Den Haag zich in een procedure tussen zorgkantoren en GGZ-aanbieders uitgesproken over het inkoopbeleid van diverse zorgkantoren. Op dit beleid, dat op de bedrijfsresultaten van Wlz-aanbieders wordt gebaseerd, zijn de aanbestedingsrechtelijke beginselen van toepassing. Het inkoopbeleid voldoet aan deze beginselen en houdt stand.
De Inspectie voor Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) beschikt over bevoegdheden zodat zij onderzoek kunnen doen naar de naleving van de wetten waarop zij toezicht houden. Een niet onbelangrijke bevoegdheid betreft de medewerkingsplicht. Op grond van de medewerkingsplicht moet een ieder meewerken aan onderzoeken van toezichthouders zoals de IGJ. Het recht stelt echter, zoals een recente uitspraak van de Raad van State in het faillissementsdossier van MC IJsselmeerziekenhuizen illustreert, grenzen aan die medewerkingsplicht.
Onlangs deed de voorzieningenrechter van de rechtbank Gelderland een interessante uitspraak over een aanwijzing die de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (hierna: IGJ) heeft opgelegd aan een zorgaanbieder waar verschillende zorgentiteiten bij aangesloten zijn. De uitspraak van de kortgedingrechter roept een aantal vragen op over de juridisch verantwoordelijkheid van jeugdhulpaanbieders die de feitelijke zorgverlening laten uitvoeren door andere entiteiten binnen hun groep.
Binnen het bestuursrechtelijk gezondheidsrecht luisteren de regels nauw. Belanghebbenden moeten tijdig bezwaar aantekenen tegen bestuursrechtelijke besluiten indien zij het niet met die besluiten eens zijn. Besluiten krijgen immers na zes weken formele rechtskracht waardoor het niet meer mogelijk is tegen die besluiten op te komen. Wie als belanghebbende kan worden aangemerkt en vanaf welk moment de bezwaartermijn gaat lopen zijn in dit kader belangrijke vragen. Een recente uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland illustreert hoe belangrijk het is om, ook in het sociaal domein, een goede basiskennis van het bestuursprocesrecht te hebben.
In de Jeugdwet is geregeld welke gemeente financieel verantwoordelijk is voor de jeugdhulp, ook wel het woonplaatsbeginsel genoemd. Per 1 januari 2022 wordt het nieuwe woonplaatsbeginsel van kracht. Wat gaat precies veranderen en waarom?
In de (kersverse) gemeente Eemsdelta heeft het college van B&W een maatwerkvoorziening individuele begeleiding verstrekt aan een cliënt in de vorm van een persoonsgebonden budget (pgb). Het betreffende pgb was gebaseerd op het tarief dat de gemeente voor het sociaal netwerk hanteert, een lager tarief dan de kostprijs voor ‘professionele zorg’ betaalt. De cliënt tekent tegen dit besluit bezwaar aan. De cliënt koopt weliswaar bij zijn moeder zorg in, maar zijn moeder is in dit geval tevens een professioneel zorgverlener. In deze uitspraak verduidelijkt de Centrale Raad van Beroep (hierna: Raad) dat een professionele zorgverlener geen aanspraak maakt op het ‘professionele’ uurtarief indien die zorgverlener tot het sociale netwerk van de cliënt behoort.
Gemeenten stellen op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en de Jeugdwet de regels vast over de manier waarop de hoogte van persoonsgebonden budgetten worden vastgesteld. In het verleden, zelfs onder de ‘oude’ Wmo, is gebleken dat dit niet altijd op de juiste manier gebeurt. Toch valt ook recentelijk weer op dat een bij een aantal gemeenten onduidelijkheid is ontstaan over de wijze waarop de regels omtrent de hoogte van pgb’s worden gesteld in het sociaal domein. Reden genoeg om in dit blog stil te staan bij een aantal van deze uitspraken. Hoe zat het ook al weer met de regelopdracht aan gemeenten?
Op 1 oktober 2020 oordeelde de rechtbank Den Haag dat het inkoopkader voor de Wet langdurige zorg van 5 zorgkantoren onrechtmatig was. De rechter heeft de zorgkantoren daarnaast verboden de inkoopprocedures voort te zetten, zolang de zorgkantoren niet kunnen aantonen dat met de gehanteerde tarieven in alle gevallen wordt voldaan aan de eisen die daaraan kunnen worden gesteld. In deze blog bespreken wij voornoemde uitspraak.