1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Aandeelhoudersovereenkomst prevaleert bij ontslagbesluit

Aandeelhoudersovereenkomst prevaleert bij ontslagbesluit

De statuten van X BV bevatten de bepaling dat een aandeelhoudersbesluit tot ontslag van een bestuurder slechts kan worden genomen met een meerderheid van 2/3 van de uitgebrachte stemmen vertegenwoordigende de helft van het kapitaal, een en ander conform de dwingendrechtelijke bepaling van artikel 2:244 lid 2 Burgerlijk Wetboek ("BW").De aandeelhouders van X BV, 4 rechtspersonen die ieder 25% van de aandelen bezitten, zijn in een aandeelhoudersovereenkomst echter overeengekomen dat een besluit...
Leestijd 
Auteur artikel Marèl Baak
Gepubliceerd 05 februari 2014
Laatst gewijzigd 16 april 2018
De statuten van X BV bevatten de bepaling dat een aandeelhoudersbesluit tot ontslag van een bestuurder slechts kan worden genomen met een meerderheid van 2/3 van de uitgebrachte stemmen vertegenwoordigende de helft van het kapitaal, een en ander conform de dwingendrechtelijke bepaling van artikel 2:244 lid 2 Burgerlijk Wetboek ("BW").

De aandeelhouders van X BV, 4 rechtspersonen die ieder 25% van de aandelen bezitten, zijn in een aandeelhoudersovereenkomst echter overeengekomen dat een besluit tot ontslag van een bestuurder door de AVA uitsluitend unaniem kan worden genomen in een vergadering waarin het gehele geplaatste kapitaal vertegenwoordigd is.

A, een van de statutair bestuurders en aandeelhouders van X BV, is uitgenodigd voor een AVA van X BV waarbij op de agenda onder meer is opgenomen de besluitvorming over het voorgenomen ontslag van A als statutair bestuurder. Deze vergadering is niet doorgegaan en voor onbepaalde tijd uitgesteld. A start vervolgens een kortgedingprocedure (Rechtbank Amsterdam 16 januari 2014, nr C/13/551136)) en vordert onder meer gedaagden te verbieden een besluit te nemen tot ontslag van A als statutair bestuurder. A stelt hierbij dat de bepaling uit de aandeelhoudersovereenkomst bewust is opgenomen om te voorkomen dat een bestuurder tegen zijn wil zou kunnen worden ontslagen, waarna ook de managementovereenkomst direct en zonder vergoeding kan worden opgezegd. Daarnaast is in de aandeelhoudersovereenkomst expliciet opgenomen dat bij strijd met de statuten de aandeelhoudersovereenkomst prevaleert.

Gedaagden verweren zich door te stellen dat de bepaling uit de aandeelhoudersovereenkomst alleen om fiscale redenen is opgenomen, aangezien de accountant adviseerde dat op geen enkele manier van een gezagsverhouding of van ondergeschiktheid mocht blijken. Dit zou namelijk een premieplicht voor de sociale zekerheidswetgeving tot gevolg hebben. Voorts stellen ze dat artikel 2:14 BW bepaalt dat strijd met een dwingendrechtelijke bepaling leidt tot nietigheid van het besluit, waardoor de statutaire bepaling voor gaat boven de obligatoire bepaling.

In kort geding moet eerst worden bepaald hoe de bepaling uit de statuten zich verhoudt met de bepaling uit de aandeelhoudersovereenkomst. De dwingendrechtelijke bepaling van artikel 2:244 lid 2 BW heeft tot gevolg dat de bepaling dat een besluit tot ontslag van een bestuurder alleen unaniem kan worden genomen, niet in de statuten kan worden opgenomen. De voorzieningenrechter geeft echter aan dat dit niet betekent dat partijen een dergelijke bepaling niet obligatoir overeen kunnen komen.  Ook valt niet in te zien dat nakoming van een dergelijke bepaling niet kan worden gevorderd. Afspraken die zijn opgenomen in een aandeelhoudersovereenkomst werken op grond van de redelijkheid en billijkheid van artikel 2:8 BW door in de vennootschappelijke rechtsverhouding. Dat het belang van aandeelhouders bij nakoming van de door hen gesloten overeenkomst niet altijd gelijk loopt met het vennootschappelijke belang, doet aan de gebondenheid aan een overeenkomst niet af. Wel kunnen er bijzondere omstandigheden van toepassing zijn die tot gevolg hebben dat de nakoming van een aandeelhoudersovereenkomst  op grond van de redelijkheid en billijkheid niet van een aandeelhouder kan worden verlangd. Dit kan het geval zijn indien het belang van de vennootschap afgezet tegen het aandeelhoudersbelang in onaanvaardbare mate wordt geschaad. 

De voorzieningenrechter oordeelt dat in dit geval onvoldoende is gebleken van bijzondere omstandigheden. Onvoldoende aannemelijk is dat (i) de verhoudingen dusdanig zijn verstoord dat verdere samenwerking het vennootschappelijk belang zou schaden, en (ii) de bewuste bepaling enkel om fiscale redenen is opgenomen.

De voorzieningenrechter verbiedt gedaagden, totdat een rechter anders beslist, in de aandeelhoudersvergadering van X BV een besluit te nemen tot ontslag van A als statutair bestuurder op straffe van een hoofdelijk opeisbare dwangsom bij overtreding van dit verbod.