1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Belastingplan 2017 maakt beleggen in VBI fors minder aantrekkelijk

Belastingplan 2017 maakt beleggen in VBI fors minder aantrekkelijk

 Wij schreven een jaar geleden al eerder dat de vrijgestelde beleggingsinstelling (“VBI”)  voor de directeur groot aandeelhouder (“DGA”) steeds populairder wordt. De VBI was oorspronkelijk bedoeld voor grote institutionele beleggers, maar is sinds 2007 ook bereikbaar voor min of meer vermogende particulieren. Een VBI is niet onderworpen aan vennootschapsbelasting. De aandeelhouder (met een aanmerkelijk belang) betaalt in principe slechts 1% over de waarde van de aandelen.De toegenomen popular...
Leestijd 
Auteur artikel Ton Lekkerkerker
Gepubliceerd 21 september 2016
Laatst gewijzigd 16 april 2018
 Wij schreven een jaar geleden al eerder dat de vrijgestelde beleggingsinstelling (“VBI”)  voor de directeur groot aandeelhouder (“DGA”) steeds populairder wordt. De VBI was oorspronkelijk bedoeld voor grote institutionele beleggers, maar is sinds 2007 ook bereikbaar voor min of meer vermogende particulieren. Een VBI is niet onderworpen aan vennootschapsbelasting. De aandeelhouder (met een aanmerkelijk belang) betaalt in principe slechts 1% over de waarde van de aandelen.

De toegenomen populariteit was de belastingdienst kennelijk een doorn in het oog. In het Belastingplan 2017, dat op Prinsjesdag is gepresenteerd worden drie maatregelen voorgesteld die het beleggen via een VBI buitengewoon onaantrekkelijk maken. Wij lichten beide maatregelen toe.

1. Direct afrekenen aanmerkelijk belang claim
Tot nu toe kon een VBI tot stand worden gebracht zonder dat belasting werd gegeven. Voor zover sprake was van een aanmerkelijk belang claim in box 2, kon deze claim doorschuiven naar het vermogen dat in de VBI werd ondergebracht. In het belastingplan 2017 wordt voorgesteld dat de DGA direct 25% aanmerkelijk belangheffing moet betalen over het vermogen dat in de VBI terecht komt. Dit gebeurt als het lichaam de VBI status verkrijgt. Dat betekent dus dat slechts 75% van het vermogen over blijft om in de VBI te beleggen.

Terugwerkende kracht
Voorgesteld wordt deze wijziging terug te laten werken tot en met het tijdstip van bekendmaken van de maatregelen uit het onderhavige wetsvoorstel (20 september 2016, 15.15 uur). Dit betekent een terugwerkende kracht. De Raad van State wijst erop dat (gelet op het rechtszekerheidsbeginsel) aan belastende maatregelen geen terugwerkende kracht mag worden toegekend, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden, die een terugwerkende kracht kunnen rechtvaardigen. Dat is  bijvoorbeeld bij “omvangrijk” oneigenlijk gebruik dan wel “aanmerkelijke” aankondigingseffecten. De Afdeling adviseert de terugwerkende kracht die voor de afzonderlijke maatregelen geldt te schrappen tenzij deze voor de betreffende maatregel dragend kan worden gemotiveerd.

Het is dus niet duidelijk of de terugwerkende kracht blijft bestaan.

2. Tegengaan Flits VBI
De tweede voorgestelde maatregel is dat box 3-vermogen dat ondergebracht wordt in een VBI waarin de belastingplichtige een aanmerkelijk belang heeft niet alleen belast wordt in box 2, maar ook belast blijft in box 3 als dit vermogen binnen achttien maanden weer terugkomt naar box 3. Door deze maatregel wordt de zogenaamde flits-VBI tegengegaan.

3. Koppeling aan tarief box 3
De derde maatregel is het automatisch koppelen van het percentage van het forfaitaire rendement uit een VBI aan het voor dat jaar geldende percentage van de hoogste schijf in box 3.

De drie maatregelen moeten uiteraard nog door het parlement worden behandeld. Het is niet zeker of de voorgetelde maatregelen er in deze vorm doorkomen. Duidelijk is wel dat het einde van de VBI voor de DGA in zicht is.