1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Didam-arrest geen beletsel voor onderhandse uitgifte aan woningcorporaties

Didam-arrest geen beletsel voor onderhandse uitgifte aan woningcorporaties

In een op 22 augustus 2022 gewezen kortgedingvonnis bevestigt de rechtbank Midden-Nederland dat gemeenten onder omstandigheden nog steeds een-op-een grond mogen uitgeven aan woningcorporaties.
Leestijd 
Auteur artikel Frank Cornelissen
Gepubliceerd 06 oktober 2022
Laatst gewijzigd 05 december 2022

De zaak

De gemeente Almere is voornemens grond te verkopen aan woningcorporatie Ymere ten behoeve van de bouw van sociale huurwoningen en (een in oppervlakte ondergeschikt deel) commerciële ruimte. Volgens de gemeente is Ymere de enige “serieuze gegadigde” die in aanmerking komt, zodat de gemeente volgens het Didam-arrest van de Hoge Raad niet gehouden is om voor de selectie van een koper een openbare procedure te hanteren. In lijn met het arrest publiceert de gemeente haar voornemen tot onderhandse verkoop, op haar eigen website.

Commerciële ontwikkelaar Flevoland Invest, die ook geïnteresseerd is in de grond, meent ten onrechte te zijn gepasseerd en tracht in kort geding de onderhandse verkoop te voorkomen. Die poging faalt. De voorzieningenrechter overweegt in zijn vonnis dat de gemeente op goede gronden heeft vastgesteld en bekendgemaakt dat woningcorporatie Ymere de enige serieuze gegadigde was. Een openbare verkoopprocedure was dus niet verplicht.

Verkoop aan woningcorporatie toelaatbaar

De voorzieningenrechter overweegt allereerst dat de gemeente als criterium mocht hanteren dat de koper een woningcorporatie is. Volgens het Didam-arrest moeten criteria “objectief, redelijk en toetsbaar” zijn. De status van “woningcorporatie” (lees: een toegelaten instelling in de zin van de Woningwet) is objectief bepaalbaar en toetsbaar. Het is in dit geval ook een redelijk criterium. Woningcorporaties hebben een wettelijke taak in het kader van de volkshuisvesting en hebben bij uitstek ervaring met langdurige exploitatie van sociale huurwoningen. De uitvoering daarvan door een woningcorporatie is bovendien met wettelijke waarborgen omkleed, die ontbreken bij andere verhuurders.

Onderscheid tussen woningcorporaties buiten openbaarheid, in prestatieafspraken

Flevoland Invest merkt dan nog enigszins listig op dat – voor zover al mag worden geselecteerd op de status van woningcorporatie – Ymere nog steeds niet de enige serieuze gegadigde is. Er zijn immers andere corporaties actief in Almere, zodat alsnog een openbare procedure verplicht zou zijn. In die redenering gaat de rechter niet mee. Gebleken is namelijk dat de toewijzing van de betreffende grond aan Ymere is gebaseerd op prestatieafspraken en daaruit voortvloeiende werkafspraken die de gemeente met alle woningcorporaties tezamen maakt. In die overlegstructuur is het gelijkheidsbeginsel (waar het in het Didam-arrest om te doen is) al voldoende gewaarborgd. Er hoeft dan geen selectieprocedure tussen woningcorporaties onderling te worden georganiseerd.

Conclusie

De conclusie luidt dat gemeenten nog steeds onderhands grond aan woningcorporaties kunnen uitgeven. Andere (commerciële) partijen kunnen daartegen niet met succes opkomen als gemeenten tijdig vooraf motiveren dat ze welbewust voor een woningcorporatie kiezen (met name bij sociale woningbouw) én dat de keuze voor de specifieke corporatie berust op prestatieafspraken.