1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Google en Twitter niet aansprakelijk voor nep-advertenties Jort Kelder, wel verstrekking van gegevens

Google en Twitter niet aansprakelijk voor nep-advertenties Jort Kelder, wel verstrekking van gegevens

Google en Twitter zijn niet aansprakelijk voor nepadvertenties waarin Jort Kelder wordt genoemd en te zien is, maar Google moet wel identificerende gegevens afgeven.
Leestijd 
Auteur artikel Joost Becker
Gepubliceerd 25 mei 2022
Laatst gewijzigd 25 mei 2022

Aansprakelijkheid voor nepadvertentie op Google en Twitter

Google en Twitter zijn niet aansprakelijk voor nepadvertenties en neptweets voor cryptovaluta waarin de naam en/of foto van bekende Nederlanders, waaronder Jort Kelder. Dat oordeelt de rechtbank.

De bitcoinadvertenties zijn opgesteld door voornoemde adverteerders. Bij de totstandkoming van de inhoud van die advertenties is Google niet betrokken geweest. Het is de adverteerder die primair verantwoordelijk is voor de inhoud van een advertentie:

Het feit dat Google c.s. als internetplatform fungeert voor het samenbrengen van uitgevers en adverteerders en voor het verspreiden en tonen van deze advertenties via het GDN maakt Google c.s. daarmee nog niet, althans niet zonder meer, aansprakelijk voor eventuele onrechtmatige inhoud van advertenties van adverteerders. Daarvoor zijn bijkomende omstandigheden vereist, bestaande uit een eigen verwijtbaar handelen of nalaten van Google c.s.

 

Het GDN is een platform voor uitgevers die online advertentieruimte aanbieden en adverteerders die online willen adverteren. Daarbij biedt Google c.s. uitgevers en adverteerders diverse mogelijkheden, waaronder de mogelijkheid van responsieve advertenties (waarbij de advertentie door een geautomatiseerde tool van Google c.s. wordt opgemaakt) en de mogelijkheid van native ads, met als doel om advertenties te optimaliseren.

 

Door Jort Kelder wordt met name gesteld dat alleen al het aanbieden van de mogelijkheid van responsieve advertenties en native ads door Google onrechtmatig is omdat dit het risico in het leven roept dat advertenties verschijnen die misleidend kunnen zijn. Hierin volgt de rechtbank hem niet:

 

Niet kan worden geoordeeld dat het aanbieden van dergelijke diensten als zodanig onrechtmatig is. Het enkele gebruik van de door Google c.s. geboden vormgevingsmogelijkheden leidt er immers op zichzelf genomen niet toe dat een advertentie misleidend is. Of een advertentie misleidend is, is vooral afhankelijk van de inhoud van de advertentie. Met die inhoud heeft Google c.s. geen bemoeienis. Voor zover Stichting Vladimir c.s. bedoelt dat het risico op het verschijnen van een misleidende advertentie met de aangeboden reclame-diensten wordt vergroot, is dat onvoldoende omdat niet is gebleken dat dat risico onaanvaardbaar wordt vergroot.

 

Er zijn ook geen bijkomende omstandigheden. Bitcoinadvertenties zijn met hun sensationele tekst aan te merken als zogenoemde clickbait advertenties, aldus de rechtbank, die ook verboden zijn. Google heeft echter voldoende toegelicht ‘dat zij ter handhaving van haar beleid maatregelen neemt om bitcoinadvertenties tegen te houden, zoals proactieve en reactieve geautomatiseerde detectiemethoden op basis van machine learning-technieken en menselijke controles, maar dat alle (mogelijk) misleidende bitcoinadvertenties tegenhouden of verwijderen zonder voorafgaande melding feitelijk onmogelijk is.’ Alles eruit filteren is moeilijk. Bovendien maakten de bitcoinadvertenties gebruik van cloaking. Door Jort Kelder is enkel gesteld dat Google meer zou moeten doen, zonder dit verder concreet te maken.

 

Maatregelen die Google wel treft zijn ook in bepaalde mate effectief. Het aantal advertenties is veel minder (geworden). En ‘[t]oen Google werd geconfronteerd met dit soort bitcoinadvertenties heeft zij haar werkwijze hierop ook aangepast om effectiever te kunnen optreden'. Van Google kan niet worden gevergd dat zij iedere advertentie handmatig controleert, ook omdat dit neer zou komen op een algemeen filtergebod, aldus de rechtbank.

 

De omstandigheid dat de advertenties niet altijd een expliciete vermelding ‘advertentie’ bevatten, maakt een en ander niet anders. In het algemeen kan niet worden geoordeeld dat Google c.s. onrechtmatig handelt indien bij een advertentie van een adverteerder niet een dergelijke aanduiding staat. De vraag of een advertentie misleidend is, hangt immers af van de concrete omstandigheden van het geval en wordt veelal bepaald door de keuzes van de adverteerder. Advertenties zullen in veel gevallen een merknaam of logo bevatten en/of een product of dienst aanprijzen en kunnen daarmee dan als zodanig al herkenbaar zijn. Een advertentie kan anderzijds ook met de vermelding van het woord “advertentie” misleidend zijn. Google c.s. heeft in dit verband erop gewezen dat zij in haar voorwaarden heeft bepaald dat het adverteerders verboden is om misleidende advertenties te plaatsen. Al met al kan niet worden vastgesteld dat Google c.s. op dit punt tekortschiet in het treffen van maatregelen.

 

En mocht een internetgebruiker op een dergelijke misleidende advertentie klikken, aldus de rechtbank, dan is de kans dat hieruit schade ontstaat nog niet zo groot. Het is namelijk een stapsgewijs proces: de internetgebruiker moet hebben geklikt op de advertentie, die doorverwijst (al dan niet via meerdere stappen) naar een pré-landingspagina, die vervolgens weer doorverwijst naar de echte landingspagina over bitcoin-investeringen. Pas na het achterlaten van gegevens, wordt de internetgebruiker hierover teruggebeld en wordt gevraagd om veel geld te investeren in bitcoins of andere cryptovaluta. Pas daarna, als een investering wordt gedaan, is de internetgebruiker zijn of haar geld kwijt. Dit kan wel tot enorme schade bij de betreffende internetgebruiker leiden, maar die eventuele schade ontstaat dus niet direct bij en door het plaatsen van zo’n advertentie.

 

Google moet gegevens verstrekken

 

Google wordt wél veroordeeld om bepaalde gegevens te verstrekken. Deze zijn gevorderd met het oog op de vaststelling van de schade die Jort Kelder op Google wil verhalen, en om de identificerende gegevens van de adverteerders die de bitcoinadvertenties hebben geplaatst te krijgen.

 

Omdat zijn naam en portret zijn gebruikt, is de rechtbank van oordeel dat hij een reëel belang heeft om de personen die achter de advertenties zitten in rechte te kunnen aanspreken. De rechtbank verplicht Google dus wel de bij haar aanwezige gegevens van de adverteerders van de nepadvertenties aan Jort Kelder af te geven. De eis om ook Twitter te verplichten deze gegevens af te staan wordt afgewezen, onder andere omdat de eis onvoldoende is toegelicht om een goede afweging te kunnen maken tussen de verschillende belangen die bij het verstrekken van identificerende gegevens gemoeid zijn.

 

Joost Becker, advocaat internetrecht