1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Het coronavirus en de gevolgen voor abonnementhouders van sportscholen en deelnemers aan evenementen

Het coronavirus en de gevolgen voor abonnementhouders van sportscholen en deelnemers aan evenementen

Op 12, 15 en 23 maart 2020 heeft de Nederlandse overheid verschillende ingrijpende maatregelen getroffen teneinde verdere verspreiding van het coronavirus COVID-19 (‘coronavirus’) te voorkomen. Zo moeten sportscholen (in ieder geval) tot en met maandag 6 april 2020 hun deuren sluiten en moeten alle evenementen, inmiddels ook evenementen met minder dan 100 bezoekers, (in ieder geval) tot en met maandag 1 juni 2020 worden afgelast. Maar wat betekent dit voor de abonnementhouders van sportscholen en diegenen die een kaartje voor evenementen hebben gekocht?
Leestijd 
Auteur artikel Tara Hermsen
Gepubliceerd 19 maart 2020
Laatst gewijzigd 25 maart 2020

Op 12, 15 en 23 maart 2020 heeft de Nederlandse overheid verschillende ingrijpende maatregelen getroffen teneinde verdere verspreiding van het coronavirus COVID-19 (‘coronavirus’) te voorkomen. Zo moeten sportscholen (in ieder geval) tot en met maandag 6 april 2020 hun deuren sluiten en moeten alle evenementen, inmiddels ook evenementen met minder dan 100 bezoekers, (in ieder geval) tot en met maandag 1 juni 2020 worden afgelast. Maar wat betekent dit voor de abonnementhouders van sportscholen en diegenen die een kaartje voor evenementen hebben gekocht?

Tekortkoming in de nakoming

Als uitgangspunt geldt in het Nederlandse contractenrecht dat onderlinge rechten en verplichtingen van partijen worden bepaald door hetgeen zij onderling hebben afgesproken alsmede door de wet. Wanneer een verplichting niet, onvolledig of incorrect wordt nagekomen, spreekt men van een ‘tekortkoming in de nakoming’. De hiervoor genoemde maatregelen van de overheid leiden ertoe dat de sportscholen en de organisatoren van evenementen niet meer aan hun contractuele verplichtingen kunnen voldoen. Immers, het wordt sportscholen enerzijds verboden om abonnementhouders toegang te verlenen tot hun sportfaciliteiten en het wordt organisatoren van evenementen verboden om de desbetreffende evenementen door te laten gaan. Als gevolg hiervan zal daarom sprake zijn van een tekortkoming in de nakoming.

Overmacht

Hoewel er in principe sprake is van een tekortkoming in de nakoming, kan deze tekortkoming op grond van de wet niet aan de sportscholen en organisatoren van evenementen worden toegerekend. Er is namelijk naar alle waarschijnlijkheid sprake van een overmachtssituatie. De wet bepaalt in artikel 6:75 BW dat ‘een tekortkoming de schuldenaar niet kan worden toegerekend, indien zij niet is te wijten aan zijn schuld, noch krachtens wet, rechtshandeling of in het verkeer geldende opvattingen voor zijn rekening komt’. Hoewel de Nederlandse rechter nog geen uitspraak heeft gedaan over de vraag of de uitbraak van het coronavirus kwalificeert als een overmachtssituatie in de zin van artikel 6:75 BW, zijn er wel aanknopingspunten om het coronavirus als een overmachtssituatie te bestempelen. Zo is in verschillende landen waaronder Frankrijk en China het coronavirus al als overmacht aangemerkt en is in 2005 de uitbraak van de vogelpestepidemie in de lagere rechtspraak gekwalificeerd als overmachtssituatie. Bovendien heeft de Nederlandse overheid een wettelijk verbod uitgevaardigd dat sportscholen en organisatoren van evenementen raakt. Het is daarom waarschijnlijk dat sportscholen en organisatoren van evenementen zich op overmacht kunnen beroepen. Gelet daarop kan de tekortkoming in de nakoming (het weigeren van toegang tot sportfaciliteiten en het niet door laten gaan van evenementen) hen niet worden toegerekend. Het is voor de sportscholen en organisatoren van evenementen door de overmachtssituatie (het coronavirus) immers niet mogelijk om hun verplichtingen uit de overeenkomst te vervullen.

Geen schadevergoeding

De vraag is waar abonnementhouders en deelnemers aan evenementen staan in dit verhaal en wat hun mogelijkheden zijn op grond van de wet. Doordat sprake is van overmacht, kunnen zij in ieder geval geen aanspraak maken op schadevergoeding. Voor toewijzing van schadevergoeding is namelijk krachtens artikel 6:74 BW vereist dat er sprake is van een tekortkoming in de nakoming die toerekenbaar is aan de tekortschietende partij (en gelet op de overmachtssituatie is de tekortkoming nou juist niet toerekenbaar aan de sportscholen en de organisatoren van evenementen).

Mogelijkheden voor abonnementhouders en deelnemers aan evenementen

Hoewel geen schadevergoeding geëist kan worden in geval van overmacht, biedt de wet abonnementhouders en deelnemers aan evenementen wel twee andere mogelijkheden: ontbinding wegens tekortkoming en wijziging of ontbinding op grond van onvoorziene omstandigheden.

Ontbinding
Bij een tekortkoming kan de andere contractspartij de overeenkomst (gedeeltelijk) ontbinden op grond van artikel 6:265 BW. Voor een geslaagd beroep op (gedeeltelijke) ontbinding is (anders dan bij een vordering tot schadevergoeding) niet vereist dat de tekortkoming toerekenbaar is. Ook in het geval van overmacht is daarom (gedeeltelijke) ontbinding op grond van de wet mogelijk. Voor abonnementhouders kan het wenselijk zijn om de overeenkomst gedeeltelijk te ontbinden. Op grond van artikel 6:270 BW houdt een gedeeltelijke ontbinding een evenredige vermindering in van de wederzijdse prestaties in hoeveelheid of hoedanigheid. Zo zouden de wederzijdse prestaties van de abonnementhouder en de sportschool temporeel stopgezet kunnen worden totdat het coronavirus onder de duim is. Het voordeel hiervan is dat de abonnementhouder niet opnieuw het inschrijfgeld hoeft te betalen. Immers, er hoeft op een later moment niet opnieuw een overeenkomst te worden gesloten teneinde gebruik te kunnen maken van de sportfaciliteiten.

Ontbinding (geheel of gedeeltelijk) kan op grond van artikel 6:265 BW direct geschieden als nakoming blijvend of tijdelijk onmogelijk is. Is nakoming nog wel mogelijk, dan moet de tekortschietende partij eerst in gebreke worden gesteld voordat de wederpartij mag ontbinden. Bij definitieve annulering van evenementen vanwege de uitbraak van het coronavirus, is er sprake van een blijvende tekortkoming waardoor de overeenkomst in beginsel zonder voorafgaande ingebrekestelling kan worden ontbonden. Wordt het evenement niet geannuleerd maar naar een andere datum verplaatst, dan geldt dat de nakoming slechts tijdelijk onmogelijk is. Ook in dit geval is het mogelijk om de overeenkomst direct – zonder ingebrekestelling – te ontbinden.

Een overeenkomst kan (gedeeltelijk) worden ontbonden via de rechter, maar dit is niet nodig. Een schriftelijke mededeling dat de overeenkomst (gedeeltelijk) wordt ontbonden is voldoende. Ontbinding heeft geen terugwerkende kracht, maar er ontstaan wel ongedaanmakingsverbintenissen. Prestaties die in het kader van de ontbinding al zijn verricht, moeten worden teruggedraaid en prestaties die nog niet zijn verricht, hoeven niet meer te worden uitgevoerd. Dat betekent dat wanneer de abonnementhouder dan wel de deelnemer aan het evenement zijn betalingsverplichting al heeft voldaan, er voor de sportschool of organisator van een evenement de verplichting ontstaat tot terugbetaling van dit bedrag. Daar staat tegenover dat de sportschool dan wel de organisator van een evenement de abonnementhouder dan wel de deelnemer aan het evenement niet meer in de gelegenheid hoeft te stellen om van haar dienst gebruik te maken.

Onvoorziene omstandigheden
Op grond van artikel 6:258 BW kan een partij de rechter verzoeken een overeenkomst te wijzigen of (gedeeltelijk) te ontbinden (‘beëindigen’) wegens het voordoen van onvoorziene omstandigheden. Er kan alleen sprake zijn van een onvoorziene omstandigheid in de zin van dit artikel voor zover het omstandigheden betreft die op het ogenblik van totstandkoming van de overeenkomst nog in de toekomst lagen. Net als ten aanzien van overmacht is er nog geen rechtspraak gewezen over de vraag of het uitbreken van het coronavirus een onvoorziene omstandigheid is in de zin van artikel 6:258 BW. Echter, in de meeste gevallen zal gelden dat abonnementhouders, sportscholen, deelnemers aan evenementen en organisatoren van evenementen bij het sluiten van de overeenkomst niet hebben voorzien in een omstandigheid als het uitbreken van het coronavirus. Bovendien is in de lagere rechtspraak ook het uitbreken van de vogelpest destijds aangemerkt als een onvoorziene omstandigheid. Gelet op het voorgaande is het goed pleitbaar dat het uitbreken van het coronavirus (en de daarmee samenhangende gevolgen) als een onvoorziene omstandigheid in de zin van artikel 6:258 BW kan worden beschouwd.

Voordat de rechter de overeenkomst kan wijzigen of ontbinden, dient de abonnementhouder of deelnemer aannemelijk te maken dat er sprake is van dusdanige omstandigheden dat van haar geen ongewijzigde instandhouding van de overeenkomst kan worden verwacht. Uit de rechtspraak volgt dat hiervoor veel feitelijke informatie moet worden verstrekt waaruit blijkt dat bijvoorbeeld de financiële gevolgen dusdanig zijn dat de betreffende partij niet aan de overeenkomst kan worden gehouden. De vraag is of een abonnementhouder of deelnemer aan een evenement aannemelijk kan maken dat van haar geen ongewijzigde instandhouding van de overeenkomst kan worden verwacht. Dit zal afhangen van de omstandigheden van het geval. 

Afwijkende contractuele bedingen

De hiervoor besproken wettelijke regelingen omtrent overmacht, schadevergoeding en ontbinding (met uitzondering van de regeling in artikel 6:258 BW) zijn van regelend recht. Dit wil zeggen dat bij overeenkomst of algemene voorwaarden – zowel in uitbreidende als in beperkende zin – van deze bepalingen kan worden afgeweken. Zo kan in overeenkomsten of algemene voorwaarden zijn opgenomen dat er toch schadevergoeding kan worden geëist of dat ontbinding niet mogelijk is dan wel alleen via de rechter kan geschieden. Er moet daarom altijd naar de betreffende overeenkomst of algemene voorwaarden worden gekeken teneinde de daadwerkelijke rechten van de abonnementhouder of deelnemer aan een evenement vast te stellen. Is in deze overeenkomst of algemene voorwaarden niets bepaald ten aanzien van overmacht, schadevergoeding en/of ontbinding, dan valt men terug op de wettelijke bepalingen.

Hierbij verdient nog opmerking dat indien het algemene voorwaarden voor consumenten betreft, er niet onbeperkt van deze bepalingen kan worden afgeweken. Zo kwalificeert de zogenaamde zwarte lijst een bepaling waarin de aan een consument (abonnementhouder of deelnemer aan een evenement) toekomende ontbindingsbevoegdheid wordt uitgesloten of beperkt, als onredelijk bewarend. Het gevolg hiervan is dat een dergelijke bepaling in de algemene voorwaarden door de abonnementhouder of deelnemer kan worden vernietigd. Men valt dan alsnog terug op de hiervoor besproken wettelijke bepalingen.

Conclusie

Concluderend kan worden gezegd dat abonnementhouders en deelnemers aan evenementen in de tijd van het coronavirus zeker niet met lege handen staan. Hoewel er geen aanspraak kan worden gemaakt op schadevergoeding, biedt de wet wel twee andere goede mogelijkheden: (gehele of gedeeltelijke) ontbinding van de overeenkomst wegens tekortkoming zonder tussenkomst van de rechter of mogelijk wijziging of (gehele of gedeeltelijke) ontbinding van de overeenkomst op grond van onvoorziene omstandigheden mét tussenkomst van de rechter.

Wilt u meer weten over uw specifieke juridische positie in verband met de uitbraak van het coronavirus? Neem dan gerust contact met mij op.