1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Hof bevestigt toepassing bedrijfsopvolgingsfaciliteit overdrachtsbelasting bij aandelen in BV

Hof bevestigt toepassing bedrijfsopvolgingsfaciliteit overdrachtsbelasting bij aandelen in BV

Al eerder (zie mijn artikel op deze kennispagina van 22 augustus 2016) schreef ik over de toepasbaarheid van de bedrijfsopvolgingsfaciliteit in de overdrachtsbelasting bij verkrijging van aandelen in een vastgoedvennootschap. Het betreft artikel 15 lid 1 letter b Wet op belastingen van rechtsverkeer (“BVR”). Deze “familie”-vrijstelling is van toepassing als goederen worden overgedragen door een ondernemer aan een in dat artikel genoemd familielid, welke goederen behoren tot en dienstbaar zijn...
Leestijd 
Auteur artikel Marèl Baak
Gepubliceerd 25 augustus 2017
Laatst gewijzigd 16 april 2018
Al eerder (zie mijn artikel op deze kennispagina van 22 augustus 2016) schreef ik over de toepasbaarheid van de bedrijfsopvolgingsfaciliteit in de overdrachtsbelasting bij verkrijging van aandelen in een vastgoedvennootschap. Het betreft artikel 15 lid 1 letter b Wet op belastingen van rechtsverkeer (“BVR”). Deze “familie”-vrijstelling is van toepassing als goederen worden overgedragen door een ondernemer aan een in dat artikel genoemd familielid, welke goederen behoren tot en dienstbaar zijn aan de onderneming van de overdragende ondernemer, welke onderneming wat de bedrijfsvoering betreft geheel (al dan niet in fasen) door de verkrijger wordt voortgezet.

In casu betrof het de schenking van alle aandelen in een vastgoedvennootschap door een moeder aan haar kind. De inspecteur was van mening dat met het begrip “onderneming “van artikel 15 lid 1 letter b BVR slechts een subjectieve onderneming in de zin van de Wet op de inkomstenbelasting is bedoeld, waaraan aldus een natuurlijk persoon moet zijn verbonden. Bij de middellijke verkrijging van onroerende zaken (via de verkrijging van aandelen in een vastgoedvennootschap) zou de vrijstelling niet kunnen worden toegepast.
De Rechtbank Noord-Nederland (12 juli 2016, nr LEE 15/4030) was het hier - zoals reeds omschreven in mijn eerdere artikel – niet mee eens.

Het Hof Arnhem-Leeuwarden (15 augustus 2017, nr 16/01058) heeft voormelde uitspraak van de Rechtbank nu bevestigd. Afzonderlijke lezing van artikel 15 lid 1 letter b BVR zou leiden tot niet toepasbaarheid van de vrijstelling. Bij de verkrijging van aandelen in een vastgoedvennootschap kan de ondernemer – zijnde de vastgoedvennootschap zelf en niet de natuurlijk persoon – immers niet in familierelatie staan tot de verkrijger van de aandelen. Daarnaast kan de verkrijger van de aandelen de onderneming niet voortzetten, aangezien deze onderneming wordt gedreven door de vennootschap.
Het Hof bepaalt dat artikel 15 lid 1 letter b BVR echter moet worden gelezen in relatie tot artikel 4 lid 1 sub a en artikel 10 BVR. Door deze artikelen wordt de verkrijging van aandelen in een vastgoedvennootschap belast alsof de betreffende onroerende zaak zelf wordt verkregen. Deze wetsfictie beoogt het ontgaan van overdrachtsbelasting te voorkomen door het tussenschuiven van vennootschappen. Het doel van deze wetsfictie is niet om een tegenovergesteld resultaat te bereiken door bij de overdracht van aandelen in een vastgoedvennootschap in het kader van de voortzetting door een kind van een door diens ouder gedreven onderneming, belasting te heffen, terwijl er in een gelijke situatie niet wordt geheven als de onroerende zaak zelf wordt overgedragen. De wetgever heeft volgens het Hof niet beoogd in deze gevallen een belastingplicht in het leven te roepen.