1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Hof weigert BOF voor aandelen in Vastgoed B.V.

Hof weigert BOF voor aandelen in Vastgoed B.V.

Het gerechtshof Den Haag heeft op 19 juli 2017 uitspraak gedaan in een zaak waarbij in geschil was of de bedrijfsopvolgingsfaciliteit (“BOF”) van toepassing was op de vererving van aandelen in een Vastgoed B.V.De feiten lagen als volgt.D is in 2012 is overleden. Tot de nalatenschap behoorde 10 percent van de preferente aandelen in E B.V. Deze vennootschap was enig aandeelhouder van F B.V. Tot de gemeenschap behoorden tevens alle aandelen in G B.V. , die enig aandeelhouder was van H B.V. (hier...
Leestijd 
Auteur artikel Ton Lekkerkerker
Gepubliceerd 05 september 2017
Laatst gewijzigd 16 april 2018
Het gerechtshof Den Haag heeft op 19 juli 2017 uitspraak gedaan in een zaak waarbij in geschil was of de bedrijfsopvolgingsfaciliteit (“BOF”) van toepassing was op de vererving van aandelen in een Vastgoed B.V.

De feiten lagen als volgt.
D is in 2012 is overleden. Tot de nalatenschap behoorde 10 percent van de preferente aandelen in E B.V. Deze vennootschap was enig aandeelhouder van F B.V. Tot de gemeenschap behoorden tevens alle aandelen in G B.V. , die enig aandeelhouder was van H B.V. (hierna: Vastgoed B.V.).
Tot het – geconsolideerde – vermogen van G B.V. behoorde een twaalftal panden (hierna: de panden). De panden worden door G B.V. verhuurd aan F B.V. F B.V. verhuurt de panden aan horecagelegenheden. Daarbij gaan huurders de verplichting aan om bij F B.V. drank af te nemen.
In de aangifte erfbelasting is verzocht om toepassing van de bedrijfsopvolgingsfaciliteit (BOF) in verband met de verkrijging van aandelen in G B.V.
Bij het vaststellen van de aanslag heeft de Inspecteur het verzoek om toepassing van de BOF is afgewezen.
Belanghebbende tekent beroep aan bij de rechtbank. De rechtbank overweegt dat een beroep op de BOF van artikel 35b Successiewet alleen kan slagen als sprake is van een verkrijging van ondernemingsvermogen. Van een onderneming als bedoeld in artikel 3.2 van de Wet IB 2001 is sprake bij aanwezigheid van een duurzame organisatie van kapitaal en arbeid, die is gericht op het deelnemen aan het economische verkeer met het oogmerk om winst te behalen, en die winst ook redelijkerwijs kan worden verwacht. Dit moet worden onderscheiden van normaal actief vermogensbeheer dat bijvoorbeeld kan bestaan uit de verhuur van onroerende zaken. Daarvan is geen sprake indien het rendabel maken mede geschiedt door middel van arbeid die naar aard en omvang onmiskenbaar tot doel heeft het behalen van redelijkerwijs te verwachten voordelen die het rendement bij normaal actief vermogensbeheer te boven gaan. Aan de hand van deze criteria komt de rechtbank tot het oordeel dat geen sprake is van een onderneming. Belanghebbende is het hier niet mee eens en gaat in beroep bij het Hof. Het Hof volgt de rechtbank in zijn oordeel.
Het Hof hecht hierbij belang aan de volgende feiten en omstandigheden:

  • de beperkte tijdbesteding aan de onderneming door erflater;

  • het beperkte loon dat erflater ontving voor zijn werkzaamheden;

  • er werd niet meer rendement gehaald dan doorgaans wordt behaald met normaal vermogensbeheer;

  • er is niet aannemelijk gemaakt dat door G B.V. enig risico is gelopen met betrekking tot de verhuur van de panden door F B.V. aan de horecaexploitanten.


Commentaar:
De vraag of een vastgoedonderneming kwalificeert als onderneming voor de BOF, is vaak in geschil met de belastingdienst. Keer op keer blijkt dat de feitelijke situatie van doorslaggevend belang is. In deze uitspraak lagen de feiten voor belanghebbende niet gunstig, met als gevolg dat toepassing van de BOF werd afgewezen.

Ton Lekkerkerker