1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Is een staking van het eigen personeel een buitengewone omstandigheid?

Is een staking van het eigen personeel een buitengewone omstandigheid?

Duitse en Spaanse rechters stellen prejudiciële vragen of staking van eigen personeel van luchtvaartmaatschappijen een ‘buitengewone omstandigheid’ is in de zin van artikel 5 lid 3 van Verordening (EG) nr. 261/2004. De prejudiciële vragen worden gebruikt door nationale rechters om het Hof van Justitie te vragen hoe Europese regelgeving moet worden uitgelegd.
Leestijd 
Auteur artikel Defne Kiliç
Gepubliceerd 03 maart 2020
Laatst gewijzigd 09 april 2020

De rechters in Hamburg, Keulen (Duitsland) en in Pontevedra (Spanje) hebben prejudiciële vragen gesteld aan het Hof van Justitie (hierna te noemen ‘ het Hof’) over de stakingen van eigen personeel van luchtvaartmaatschappijen. De vragen gaan met name over de uitleg van artikel 5 lid 3 van Verordening (EG) nr. 261/2004 (hierna te noemen: ‘de Verordening’).

Amtsgericht Hamburg
De rechter in Hamburg legt de volgende prejudiciële vraag voor aan het Hof:

Vormt een door de vakbond georganiseerde staking van het eigen personeel van een luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert een ‘buitengewone omstandigheid’ in de zin van artikel 5, lid 3, van de Verordening?

In deze zaak werd op 27 oktober 2016 een vlucht van Boedapest naar Hamburg geannuleerd. Reden voor de annulering was een door vakbond UFO georganiseerde staking van Germanwings personeel. Tijdens een onderhandelingssessie op 26 oktober 2016 wijst UFO een cao-voorstel van verweerster af dat volgens UFO niet aan de eisen van haar voldoet. Vervolgens besluit UFO tot een collectieve actie over te gaan. Als gevolg van de staking werden 418 van de 530 geplande vluchten van Germanwings geannuleerd. De overige vluchten konden worden uitgevoerd door de dienstregeling te herschikken en subcharters in te huren. Germanwings gaf in het kader van de aangepaste dienstregeling prioriteit aan alle ‘waterbestemmingen’ die met andere vervoersmiddelen niet of moeilijk bereikbaar waren. Verder annuleerde Germanwings vooral vluchten naar bestemmingen binnen Duitsland die met de trein bereikbaar waren. Alle nog beschikbare personeelsleden van Germanwings werden ingezet om cabinepersoneel te vervangen. Op 26 oktober 2016 bracht Germanwings de door de annuleringen getroffen passagiers op de hoogte.

Het Bundesgerichtshof (hoogste federale rechter in burgerlijke en strafzaken in Duitsland) heeft geoordeeld dat wanneer een vakbond in het kader van collectieve onderhandelingen de piloten van een luchtvaartmaatschappij oproept om het werk neer te leggen dit kan resulteren in buitengewone omstandigheden in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening. Daarnaast heeft het Bundesgerichtshof geoordeeld dat in dat geval de luchtvaartmaatschappij geen compensatie dient te betalen voor vluchten die zij annuleert om de dienstregeling aan te passen aan de verwachte gevolgen van de stakingsoproep.

De motivering van de uitspraak van het Bundesgerichtshof luidde onder meer als volgt:

“De beslissing om te staken wordt door de werknemers genomen in het kader van de autonomie van de sociale partners en valt daarom buiten de vluchtuitvoering van de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert. Daaruit volgt dat de luchtvaartmaatschappij regelmatig ook ten aanzien van haar eigen personeel geen juridisch relevante invloed kan uitoefenen op de beslissing of er al dan niet wordt gestaakt. Dienaangaande is het argument dat de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert, bij stakingen binnen het bedrijf zelf erover kan beslissen om de eisen in te willigen en zo een staking te voorkomen, niet steekhoudend. In dat geval zou van de luchtvaartmaatschappij worden verlangd dat zij afziet van haar door het Unierecht beschermde vrijheid van vakvereniging en dat zij zich bij sociale conflicten op voorhand gewonnen geeft. Dit kan niet worden verwacht van de luchtvaartmaatschappij en zou op langere termijn ook niet in het belang van de luchtreizigers zijn.”

De verwijzende rechter begrijpt het arrest van het Hof van 17 april 2018 (C-195/17, EU:C:2018:258) aldus dat het recht van de passagiers op financiële compensatie juist niet afhankelijk mag zijn van de vraag of een staking al dan niet rechtmatig is volgens de toepasselijke bepalingen van de nationale wet- en regelgeving.

Landgericht Köln
De civielrechtelijke kamer van het Landgericht Keulen legt de volgende prejudiciële vragen voor aan het Hof:
1. Moet de annulering of aanzienlijke aankomstvertraging van een vlucht in het geval van een staking ook worden geacht het gevolg te zijn van buitengewone omstandigheden in de zin van artikel 5, lid 3 van de Verordening wanneer de litigieuze vlucht niet rechtstreeks door de staking werd getroffen en volgens schema had kunnen worden uitgevoerd, maar toch is geannuleerd of met vertraging is geland doordat de luchtvaartmaatschappij om redenen in verband met de staking maatregelen tot aanpassing van het vluchtschema heeft genomen (in casu gebruik van het voor de vlucht bestemde vliegtuig om gevolgen van de staking op te vangen)?

Indien de luchtvaartmaatschappij ook in het geval van een aanpassingsmaatregel ontheven is van aansprakelijkheid:

2. “Is het van belang of de aanpassingsmaatregel reeds voor het begin van de staking is genomen, toen nog niet duidelijk was welke vlucht uiteindelijk door de staking zou worden getroffen, of is de luchtvaartmaatschappij eveneens van aansprakelijkheid ontheven wanneer het vluchtschema pas tijdens of na de staking werd aangepast toen reeds vaststond dat de litigieuze vlucht niet rechtstreeks door de staking was getroffen?”

In deze zaak hebben de passagiers bij TUIfly voor 11 oktober 2017 een vlucht van Keulen naar Palma de Mallorca geboekt. De vlucht is echter niet volgens schema vertrokken waardoor de passagiers met vertraging zijn aangekomen op hun eindbestemming. TUIfly vernam in de loop van 5 en 6 oktober 2017 dat in Frankrijk tussen 9 oktober en 11 oktober 2017 een algemene staking zou worden gehouden waardoor ook de luchtverkeersdiensten, de luchtnavigatiediensten en de radiocommunicatie zouden worden getroffen.

TUIfly nam naar aanleiding van de staking omvangrijke maatregelen tot aanpassing van het vluchtschema en gebruikte het voor de betreffende vlucht bestemde vliegtuig om als gevolg van de staking uitgevallen vluchten uit te voeren en aldus de door de staking veroorzaakte ontwrichting van het vluchtschema op te vangen. De betreffende vlucht werd door TUIfly (dus) met een ander vliegtuig uitgevoerd met de voornoemde vertraging als gevolg. Van belang in deze zaak is dat de vlucht in kwestie zelf niet binnen de stakingsperiode viel.

TUIfly is door het Amtsgericht Köln veroordeeld tot betaling van compensatie aan passagiers. Het Amtsgericht was namelijk van oordeel dat de vertraging niet het gevolg was van de algemene staking in Frankrijk en (dus) ook niet van buitengewone omstandigheden en verwijst naar het arrest van het Hof van 4 oktober 2012 in zaak C-22/11 Finnair. De vertraging was namelijk in de eerste plaats het gevolg van de beslissing van TUIfly om het voor de betrokken vlucht bestemde vliegtuig te gebruiken om door de staking veroorzaakte lacunes in het vluchtschema te dichten. De vraag of de vertraging in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening het gevolg is van buitengewone omstandigheden, betreft met andere woorden een causaliteitsvraagstuk die in geval van twijfel is voorbehouden aan het Hof.

Volgens de tot dusver door de verwijzende rechter gevolgde rechtsopvatting is de langdurige aankomstvertraging het gevolg van een buitengewone omstandigheid in de zin van artikel 5, lid 3 van de Verordening. De verwijzende rechter overweegt in dat kader het volgende:

Het Bundesgerichtshof is er in zijn arrest van 21 augustus 2012 van uitgegaan dat er sprake is van een van aansprakelijkheid ontheffende buitengewone omstandigheid wanneer de luchtvaartmaatschappij vooruitlopend op een staking haar vluchtschema aanpast en vluchten annuleert. In dit verband heeft het Bundesgerichtshof geoordeeld:

“Wanneer buitengewone omstandigheden ertoe leiden dat de luchtvaartmaatschappij binnen afzienbare tijd niet zal kunnen beschikken over een groot aantal van haar piloten, kunnen geen hoge eisen worden gesteld aan de rechtvaardiging voor het annuleren van een bepaalde vlucht. In een dergelijke situatie staat de luchtvaartmaatschappij voor de uitdaging om haar bedrijfsactiviteiten zo mogelijk nog op voorhand aan te passen. Zoals reeds uiteengezet, moet de maatschappij er hierbij vooral voor zorgen dat de impact op alle passagiers zo gering mogelijk blijft, en dat de normale activiteit na het verdwijnen van de belemmering zo snel mogelijk kan worden hervat. Wanneer de luchtvaartmaatschappij, mits deze vereisten worden nageleefd, de haar ter beschikking staande middelen volledig benut, kan het niet-uitvoeren van een specifieke vlucht normaliter niet als vermijdbaar worden beschouwd louter op grond van het feit dat een andere vlucht had kunnen worden geannuleerd. Gelet op de ingewikkelde situatie waarin beslissingen moeten worden genomen, waarbij rekening moet worden gehouden met een groot aantal vluchten en de onderlinge koppeling daarvan, moet de luchtvaartmaatschappij eerder de nodige vrijheid worden toegekend bij de beoordeling van de noodzakelijke maatregelen. Voor een inperking van de consumentenrechten moet hierbij niet worden gevreesd aangezien het tevens in het eigen economische belang van de luchtvaartmaatschappij is om de gevolgen van de staking en de invloed daarvan op de passagiers zo beperkt mogelijk te houden.”

Ook het Landgericht Frankfurt (rechter in tweede aanleg) was van oordeel dat een luchtvaartmaatschappij niet aansprakelijk kon worden gehouden voor de annulering van een vlucht voorafgaand aan een staking.

In de rechtspraak in eerste aanleg (Amtsgericht Köln) is daarentegen in gevallen van aanpassingsmaatregelen een ontheffing van de luchtvaartmaatschappij van haar aansprakelijkheid gedeeltelijk geweigerd, aangezien de annulering of de vertraging in de betrokken gevallen niet meer te wijten was aan de buitengewone omstandigheid, maar aan een zakelijke beslissing. De bevoegde gerechten verwijzen in dit verband vaak naar het arrest van het Hof van 4 oktober 2012 in zaak C-22/11 Finnair.

De verwijzende rechter sluit zich aan bij de opvatting van het Bundesgerichtshof en is van mening dat de door het Bundesgerichtshof vastgestelde criteria ook kunnen worden toegepast op het onderhavige geval van een vlucht die na afloop van een staking met vertraging wordt uitgevoerd als gevolg van een wegens de staking uitgevoerde aanpassing van het vluchtschema.

Deze uitlegging vindt steun in de bewoordingen van artikel 5 lid 3 van de Verordening. Uit de bewoordingen van dat artikel blijkt namelijk niet dat een vlucht rechtstreeks moet zijn getroffen door de buitengewone omstandigheid. Ook overweging 15 van de Verordening lijkt naar het oordeel van de verwijzende rechter eerder voor dan tegen haar opvatting te pleiten. Volgens die overweging moet er worden geacht sprake te zijn van buitengewone omstandigheden wanneer een besluit van het luchtverkeersbeheer voor een specifiek vliegtuig op een specifieke dag een langdurige vertraging, een vertraging van een nacht of de annulering van een of meer vluchten van dat vliegtuig veroorzaakt. Deze overweging omvat dus tevens gevolgen voor volgende vluchten.

Volgens het Landgericht is het verband tussen de buitengewone omstandigheid en de annulering of vertraging echter nauwer, omdat het om een en hetzelfde toestel gaat. Toch is het duidelijk dat de wetgever de ontheffing van aansprakelijkheid niet heeft willen beperken tot gevallen waarin de geannuleerde of vertraagde vlucht direct door de buitengewone omstandigheid is getroffen, en daaraan evenmin de voorwaarde heeft willen verbinden dat de gevolgen van de buitengewone omstandigheid zich onmiddellijk of op dezelfde dag moeten doen gevoelen, maar het alleen van belang acht dat de buitengewone omstandigheid daadwerkelijk verdere gevolgen heeft.

Volgens het Landgericht Köln wordt het oorzakelijk verband met de buitengewone omstandigheid van de staking ook niet verbroken door het feit dat de afwijking van het vluchtschema op een zakelijke beslissing van de luchtvaartmaatschappij berust. Daarnaast is volgens het Landgericht ook niet van doorslaggevend belang op welk tijdstip het vluchtschema wordt aangepast.

Rechter Pontevedra te Spanje
De rechter in Spanje legt de volgende aanvullende prejudiciële vragen voor aan het Hof:

1. Kan de uitoefening van het stakingsrecht door het personeel van een luchtvaartmaatschappij als een „buitengewone omstandigheid” in de zin van artikel 5, lid 3 van Verordening worden beschouwd wanneer tot de staking is opgeroepen door een vakbond teneinde betere arbeidsomstandigheden af te dwingen – dat wil zeggen wanneer zij niet is uitgelokt door een eerdere beslissing van de werkgever, maar is ingegeven door de eisen van de werknemers, – of gaat het daarentegen om een omstandigheid die inherent is aan de uitoefening van de activiteit van de luchtvaartmaatschappij?

2. Is de luchtvaartmaatschappij onder omstandigheden als in dit geding aan de orde verplicht om een wettelijk toelaatbare maatregel te treffen, zoals de passagiers vluchten aanbieden van maatschappijen die niet door de staking worden getroffen, ook indien zij voldoende op voorhand, zoals wettelijk vereist, over de staking is geïnformeerd?

3. Is bij de beoordeling of een staking van het cabinepersoneel van de luchtvaartmaatschappij een „buitengewone omstandigheid” in de zin van artikel 5, lid 3, van de Verordening is, relevant op welke wijze die staking wordt afgelast, met name wanneer de afgelasting het gevolg is van wederzijdse concessies van de conflicterende partijen?

In deze zaak gaat het om zestien appellanten in het hoofdgeding die via de webpagina van Ryanair retourtickets Porto-Carcassonne hadden gekocht. Toen zij zich op 1 april 2019 op de luchthaven van Carcassonne hebben gemeld om de terugvlucht te nemen, werden zij geïnformeerd dat die vlucht geannuleerd was wegens een staking van het cabinepersoneel van de luchtvaartmaatschappij. Ryanair bood de passagiers aan om de volgende dag een Ryanairvlucht te nemen vanaf de luchthaven van Toulouse naar Madrid.

De passagiers dienden een vordering in bij de rechter in eerste aanleg. Zij vorderden vervoers- en accommodatiekosten waarvan Ryanair € 731,33 betaalde. Daarnaast vorderden de passagiers financiële compensatie voor de annulering van de vlucht. Ryanair stelt zich echter op het standpunt dat zij niet gehouden is tot betaling van financiële compensatie. De reden van de annulering is de staking van haar cabinepersoneel, waartoe door een Portugese vakbond is opgeroepen en in het kader waarvan werkonderbrekingen waren aangekondigd waarop Ryanair geen invloed kon uitoefenen. Ryanair benadrukt dat de staking haar oorsprong niet vond in een ‘specifieke wijziging van de arbeidsomstandigheden’, maar in een ‘plots opeisen van werknemersrechten’ (waaronder een minimumsalaris, vaderschapsverlof en een verbod op ontslag als disciplinaire maatregel).

De rechter in eerste aanleg wijst de eis tot betaling van financiële compensatie af op grond dat de uitoefening van het stakingsrecht door de bemanningsleden een buitengewone omstandigheid is die onvoorzienbaar en onvermijdelijk is aangezien het wettelijk gesproken niet mogelijk is om de stakende werknemers te vervangen.
De passagiers gaan hiertegen in hoger beroep. Zij voeren aan dat de eisen van de werknemers van de maatschappij behoren tot de sfeer van haar normale activiteit, waardoor het niet om buitengewone omstandigheden kan gaan die haar vrijstellen van de plicht om de passagiers te compenseren.

Ryanair verzet zich tegen het hoger beroep met het betoog dat de staking een buitengewone omstandigheid is die zij niet kan voorkomen, doordat zij geen maatregelen kan treffen om de aangekondigde werkonderbrekingen te vermijden, nu het Portugese recht verbiedt om stakende werknemers te vervangen.

De verwijzende rechter geeft allereerst aan dat artikel 5 lid 3 van de Verordening de luchtvaartmaatschappij specifieke verplichtingen oplegt in geval van annuleringen, bijvoorbeeld hulp, informatie en financiële compensatie. Daarnaast verwijst de rechter naar het arrest Pešková en Peška, C-315/15 waarin het Hof vaststelt dat enkel en alleen het bestaan van buitengewone omstandigheden niet voldoende is. De luchtvaartmaatschappij dient ook te staven dat dergelijke omstandigheden niet voorkomen hadden kunnen worden, ook al zou zij alle redelijke maatregelen hebben getroffen.

De werkonderbrekingen in deze zaak hadden hun oorsprong, in tegenstelling tot het Krüsemann-arrest waarin de luchtvaartmaatschappij herstructureringsmaatregelen had aangekondigd , niet in een eerder door de werkgever vastgestelde wijziging van de werkomstandigheden. Dat was bijvoorbeeld wel het geval in het Krüsemann-arrest (C-195/17), waarin de TUIfly (onverwachts) herstructureringsmaatregelen had aangekondigd. Volgens de in het arrest gevolgde redenering worden de sociale gevolgen die met dergelijke herstructureringsmaatregelen gepaard gaan, geacht inherent te zijn aan de normale uitoefening van de activiteiten van de betrokken luchtvaartmaatschappij, ongeacht het feit dat de staking als een wilde staking moest worden aangemerkt.
In deze zaak betroffen het algemene eisen van werknemersorganisaties ter verbetering van de arbeidsomstandigheden in het kader van een staking die door een vakbond werd aangekondigd.
Gelet op het feit dat het geen ‘wilde staking’ is, twijfelt de verwijzende rechter of de legitieme uitoefening van het aan de werknemers toekomende stakingsrecht tot de normale invloedssfeer van de werkgever behoort. De verwijzende rechter overweegt dat in onderhavig geval niet duidelijk is welke concrete maatregelen Ryanair had kunnen nemen en of zij overeenkomstig de Verordening verplicht was om een wettelijk toelaatbare maatregel te treffen, zoals de passagiers vluchten aanbieden van andere maatschappijen, die niet door de staking werden getroffen.

Tot slot
Het is nu kwestie van afwachten totdat het Hof de vragen heeft beantwoord. We houden u op de hoogte.
Mocht u vragen hebben naar aanleiding van dit artikel, dan kunt u altijd contact opnemen met Dirkzwager legal & tax.