1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Netherlands Commercial Court: geduld is een schone zaak

Netherlands Commercial Court: geduld is een schone zaak

‘Uitstel betekent nog geen afstel’ schreef ik in mijn Dirkzwager-kennispagina van november 2017. We zijn nu ongeveer 10 maanden verder. Wat ik toen schreef, klopt nog steeds .…..
Leestijd 
Auteur artikel Cindy Snelders-van de Kamp
Gepubliceerd 21 augustus 2018
Laatst gewijzigd 21 augustus 2018

Het schiet niet echt op met het wetsvoorstel  Netherlands Commercial Court en Netherlands Commercial Court of Appeal (hierna gezamenlijk ‘NCC’). De inwerkingtreding met ingang van 1 januari 2017 én 1 januari 2018 is niet gehaald. Nog even, en 1 januari 2019 komt als invoeringsdatum in beeld. 

Op de Dirkzwager-kennispagina’s is al eerder over het NCC gepubliceerd, zie [7 februari en 26 juli, en 28 november 2017]. Voor meer informatie over het wetsvoorstel en de opzet van het NCC zij naar de twee eerste publicaties verwezen. Net als in november 2017 gaat het in deze bijdrage enkel om de voortgang van het wetgevingsproces.

De huidige stand is dat het wetsvoorstel al weer zo’n half jaar bij de Eerste Kamer in behandeling is nadat de Tweede Kamer het wetsvoorstel als hamerstuk op 8 maart 2018 had afgedaan.

De behandeling in de Eerste Kamer vraagt echter meer tijd dan optimisten hadden gehoopt. Het wetsvoorstel bevindt zich in de fase van de schriftelijke voorbereiding en in deze fase is sprake van een nadere inhoudelijke gedachtewisseling, zo blijkt bij lezing van het voorlopig verslag van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid d.d. 17 april 2018, de daarop gevolgde memorie van antwoord van de Minister voor Rechtsbescherming d.d. 31 mei 2018 en het nader voorlopig verslag van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid d.d. 18 juni 2018. Het wachten is nu op de nadere memorie van antwoord van de Minister, waarna het plenaire debat zal plaatsvinden. Een datum voor deze openbare behandeling is er nog niet. Kortom, voor de afkondiging van de nieuwe wet in het Staatsblad moet er nog wel enig water door de Rijn.

De inhoudelijke discussie spitst zich toe op de hogere griffierechten bij een NCC-procedure en op de definitie van een internationaal geschil. Met name op deze onderwerpen hebben leden van de VVD-fractie van de Eerste Kamer in het (nader) voorlopig verslag vragen gesteld aan de Minister.  Fractieleden van PvdA en ChristenUnie hebben zich bij deze vragen aangesloten. Of de Minister in zijn nadere memorie van antwoord de vragen van deze leden van de Eerste Kamer overtuigend weet te beantwoorden, zal moeten blijken.

De zorg rond de hogere griffierechten – EUR 15.000 voor een NCC-procedure in eerste aanleg en EUR 20.000 voor een NCC-procedure in hoger beroep – betreft de ongelijkheid die daardoor zou kunnen ontstaan. Het moet niet zo zijn dat in de praktijk alleen grote bedrijven de weg naar het NCC weten te vinden.  
Aan de andere kant zou het verlagen van deze griffierechten (extra) spanning geven op het uitgangspunt van de Minister dat de griffierechten voor NCC-procedures kostendekkend moeten zijn. En nieuwe tekorten op het budget voor de rechtspraak zijn een no-go-area voor de Minister, zeker na het recente fiasco rond het project digitaal procederen. Overigens is het sowieso nog maar de vraag of de hoge griffierechten daadwerkelijk kostendekkend zullen zijn. Nog hogere griffierechten voor NCC-procedures zullen echter politiek niet haalbaar zijn.

De definitie van een ‘internationaal geschil’ lijkt een technicality maar is belangrijk omdat er volgens de tekst van het wetsontwerp sprake moet zijn van een internationaal geschil wil het NCC bevoegd zijn. Vanuit dit gegeven zou het kraakhelder moeten zijn wanneer een geschil ‘internationaal’ is en daarmee voldoet aan deze voorwaarde. Maar dat is het niet. Is het voldoende dat het geschil een internationaal aspect heeft (whatever that may be)? Er zouden relevante aanknopingspunten moeten zijn met meer dan één rechtstelsel maar wanneer aanknopingspunten relevant zijn en wanneer niet, blijft vooralsnog vaag. Wel lijkt in negatieve zin duidelijk dat als alle relevante aanknopingspunten naar één land wijzen, er geen ruimte is voor het NCC. Uiteindelijk is het laatste woord ook hier aan de rechter, aldus de Minister in zijn memorie van antwoord. Dat is een waarheid als een koe, maar evenzeer geldt dat het niet gelukkig zou zijn wanneer het primaat bij het rechtersrecht komt te liggen voor het bepalen van zoiets wezenlijks als de bevoegdheid van het NCC.  

Laten we hopen dat de Minister in zijn nadere memorie van antwoord op deze beide punten bevredigende antwoorden weet te geven waarmee helderheid wordt geschapen, zodanig dat het wetsontwerp vervolgens snel wordt aangenomen en de NCC dan eindelijk van start kan gaan. Want geduld moge dan een schone zaak zijn, aan alles komt een einde ….

Cindy Snelders
Arnhem, 21 augustus 2018