1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Nieuwe Code Goed Bestuur in het primair onderwijs

Nieuwe Code Goed Bestuur in het primair onderwijs

Op 1 januari 2021 is de nieuwe Code Goed Bestuur in het primair onderwijs (“de Code Goed Bestuur”) in werking getreden. In dit artikel zetten wij de belangrijkste aspecten van de nieuwe Code Goed Bestuur uiteen.
Leestijd 
Auteur artikel Rosanne Kuiper
Gepubliceerd 26 april 2021
Laatst gewijzigd 26 april 2021

Op 1 januari 2021 is de nieuwe Code Goed Bestuur in het primair onderwijs (“de Code Goed Bestuur”) in werking getreden. Het betreft een grondig herziene versie van de eerste Code Goed Bestuur die dateert uit 2010. In 2017 hebben er al eens wat kleine wijzigingen plaatsgevonden.

Het voornaamste doel van de huidige herziening is om bestuurders en interne toezichthouders van scholen voor primair onderwijs meer uit te nodigen tot reflectie en dialoog over de bestuurlijke principes en waarden die de Code Goed Bestuur bevat. De Monitorcommissie Goed Bestuur constateerde in het eindrapport ‘Goed bestuur, goed onderwijs’ namelijk dat schoolbesturen de Code Goed Bestuur vooral gebruikten om na te gaan of zij voldeden aan formele eisen van goed bestuur en niet als een basis voor dialoog en reflectie. In dit artikel zetten wij de belangrijkste aspecten van de nieuwe Code Goed Bestuur voor u uiteen.

Inrichting Code Goed Bestuur

De nieuwe Code Goed Bestuur bevat vier principes en een aantal verplichtende bepalingen. Voor ieder principe is een aantal uitwerkingen geformuleerd. Deze uitwerkingen dienen als handvat voor bestuurders bij het geven van invulling aan de principes en het afleggen van verantwoording daarover. Voor de principes geldt het beginsel ‘doen en verantwoorden’. Besturen en interne toezichthouders (1) moeten duidelijk maken hoe zij de Code Goed Bestuur toepassen in hun handelen, waarbij voorop staat dat toepassing contextafhankelijk is. Een bestuur kan dus een eigen invulling geven aan de Code Goed Bestuur, maar dient over deze invulling wel actief verantwoording af te leggen. Sommige uitwerkingen zijn direct toepasbaar, andere uitwerkingen dienen eerder als startpunt voor het voeren van een dialoog met het interne toezicht, (gemeenschappelijke) medezeggenschapsraden, schoolleiders, stafleden en andere belanghebbenden.

Het beginsel ‘doen en verantwoorden’ geldt niet voor de verplichtende bepalingen. Dit zijn minimumeisen voor integer en transparant bestuurlijk handelen die ieder lid van de PO-raad onverkort moet naleven. De verplichtende bepalingen zijn inhoudelijk overigens niet allemaal nieuw (zie hierna). Waar de vorige Code Goed Bestuur echter nog ruimte bood voor gemotiveerde afwijking van deze bepalingen (‘pas toe of leg uit’), is dat nu niet meer toegestaan. Besturen doen er daarom verstandig aan om hun statuten en reglementen te (laten) controleren, zodat deze indien nodig in overeenstemming kunnen worden gebracht met de verplichtende bepalingen uit de Code Goed Bestuur.

In tegenstelling tot de oude Code Goed Bestuur, bevat de nieuwe Code geen regeling voor de situatie waarin meerdere codes van toepassing zijn . Het is dan ook van belang om in de reglementen van het bestuur en het toezichthoudend orgaan een rangorderegeling vast te stellen.

Vier principes

Wij lichten de vier principes die in de Code Goed Bestuur centraal staan kort toe.

(1) Goed onderwijs voor alle kinderen
Het bestuur dient zorg te dragen voor goed onderwijs dat voor alle kinderen toegankelijk is en formuleert daarom een eigen visie op goed onderwijs. Deze onderwijsvisie wordt vervolgens uitgewerkt in meetbare kwaliteitsdoelen en naar buiten toe uitgedragen. Bij het maken van strategische keuzes (bijvoorbeeld op het gebied van financieel management of huisvestingsbeleid) is de onderwijsvisie leidend..

(2) Verbinding met de maatschappelijke context
Het bestuur dient bewust te zijn van zijn maatschappelijke rol. Om gelijke ontwikkelingskansen te creëren voor kinderen zoekt het bestuur actief verbinding met andere (onderwijs)organisaties in de omgeving. Ook formuleert het bestuur een eigen visie op het betrekken van interne en externe belanghebbenden bij de school.

(3) Professionalisering
Het bestuur dient actief te werken aan professionalisering van de organisatie en van zichzelf en bevordert daarom een professionele organisatiecultuur gericht op voortdurende professionalisering en onderlinge samenwerking op diverse niveaus. Ook het bestuur zelf evalueert (met het intern toezicht) regelmatig het eigen functioneren. Uitwerking 14 bij dit principe stelt dat het bestuur bovendien periodiek (eens in de vier jaar) deelneemt aan een collegiale bestuurlijke visitatie.
Het interne toezicht is zelf verantwoordelijk voor de kwaliteit van zijn eigen functioneren en evalueert dit periodiek (zowel op collectief als individueel niveau). Eens in de drie jaar geschiedt deze evaluatie onder leiding van een onafhankelijke partij (uitwerking 15).

(4) Integriteit en transparantie
Het bestuur in het primair onderwijs heeft een verantwoordelijkheid richting de maatschappij en maakt bij het uitvoeren van zijn taak gebruik van publieke middelen. Mede daarom schrijft principe 4 van de Code Goed Bestuur voor dat het bestuur integer en transparant te werk gaat. Het bestuur is transparant over de bestuurlijke inrichting van de school, de checks en balances binnen de organisatie en de verdeling van onderlinge verantwoordelijkheden tussen verschillende organen. Ter waarborging van dit principe wordt een integriteitscode opgesteld waarop zowel het bestuur als het interne toezicht kan worden aangesproken. Het bestuur en het interne toezicht dienen voorts afspraken te maken over hoe om moet worden gegaan met ongewenste belangenverstrengeling. Van ongewenste belangenverstrengeling is in ieder geval sprake bij familiaire (of daarmee vergelijkbare) relaties en zakelijke relaties. Het interne toezicht beslist vervolgens of er inderdaad sprake is van een tegenstrijdig belang en hoe daarmee moet worden omgegaan. Voor meer informatie over de nieuwe wettelijke tegenstrijdigbelangregeling die vanaf 1 juli 2021 geldt voor bestuurders en toezichthouders van alle rechtspersonen verwijzen wij naar dit blog).

Verplichtende bepalingen

Naast de voornoemde vier principes bevat de Code Goed Bestuur de volgende bepalingen die verplicht moet worden toegepast, in die zin dat hiervan niet gemotiveerd mag worden afgeweken:

(1) Publicatieplicht bestuur
Het bestuur is verplicht om jaarlijks een aantal documenten te publiceren. Het gaat daarbij om het jaarverslag conform de Regeling Jaarverslaggeving Onderwijs, de statuten van de school, het bestuursreglement, de samenstelling, nevenfuncties (bezoldigd en onbezoldigd) en honorering van bestuursleden en interne toezichthouders, het af- en aantredingsrooster van de interne toezichthouders, de klachtenregeling, de klokkenluidersregeling en de integriteitscode.

(2) Rapportageplicht bestuur
Het bestuur is ook verplicht om in het jaarverslag te rapporteren over de wijze waarop evaluatie van het bestuur door het interne toezicht heeft plaatsgevonden.

(3) Onverenigbaarheid van functies
Net als in de oude versie van de Code Goed Bestuur bevat de nieuwe Code Goed Bestuur de volgende twee bepalingen inzake de (on)verenigbaarheid van bestuurs- en toezichtfuncties opgenomen:
1. Voor bestuurders geldt dat een lid van het schoolbestuur niet tegelijkertijd de functie van intern toezichthouder mag vervullen bij een andere onderwijsorganisatie in dezelfde sector. Ook het vervullen van de functie van toezichthouder bij een organisatie in een aanpalende onderwijssector in hetzelfde voedingsgebied is niet toegestaan.
2. Voor (oud-)toezichthouders in het primair onderwijs geldt dat zij niet binnen vier jaar na hun aftreden benoemd mogen worden tot (dagelijks) bestuurder bij dezelfde onderwijsorganisatie als waar zij toezichthouder zijn respectievelijk zijn geweest.

Heeft u vragen over de Code Goed Bestuur of over andere onderwijsgerelateerde wet- en regelgeving? Neem dan gerust contact op met Marieke van Dongen (vandongen@dirkzwager.nl) of Rosanne Kuiper (kuiper@dirkzwager.nl).

Voetnoot

(1) De term ‘intern toezicht’ zoals gehanteerd in de Code Goed Bestuur heeft zowel betrekking op leden van het bestuur met een toezichthoudende functie als op een separaat toezichthoudend orgaan.