1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Overgangsrecht Wet uiterste betaaltermijn van 60 dagen voor grote ondernemingen ten einde

Overgangsrecht Wet uiterste betaaltermijn van 60 dagen voor grote ondernemingen ten einde

Per 1 juli 2017 is artikel 6:119a van het Burgerlijk Wetboek(“BW”) gewijzigd waardoor grote ondernemingen geen langere betaaltermijn dan 60 dagen kunnen overeenkomen in (in eerste instantie) nieuw gesloten contracten met het midden- en kleinbedrijf (“MKB”) en zelfstandige ondernemers (“ZZP’ers”), wanneer deze MKB’ers of ZZP’ers als leverancier of dienstverlener optreden.
Leestijd 
Auteur artikel Lotte te Linde
Gepubliceerd 13 juli 2018
Laatst gewijzigd 13 juli 2018

Mijn collega Cindy Snelders- Van de Kamp schreef vorig jaar al uitgebreid over de achtergrond en de inhoud van deze regeling.

Voor de Wet uiterste betaaltermijn van 60 dagen voor grote ondernemingen (hierna te noemen: “Wet”) gold tot 1 juli 2018 overgangsrecht. Deze periode van overgangsrecht is per 1 juli 2018 komen te vervallen waardoor de Wet per die datum nog meer gevolgen heeft voor grote ondernemingen. In dit artikel zet ik deze gevolgen uiteen. Om het geheugen een klein beetje op te frissen zal ik hieronder eerst een korte samenvatting van de regeling geven en uiteenzetten voor welke ondernemingen deze regeling van belang is.

Samenvatting inhoud regeling

De Wet heeft volgens het daaraan voorafgaande wetsvoorstel als doel om te voorkomen dat grote bedrijven een betaaltermijn langer dan 60 dagen hanteren als zij goederen en/of diensten van MKB leveranciers en ZZP’ers afnemen. De regeling houdt dan ook kortweg in dat bij een overeenkomst tussen een grote onderneming en een MKB’er of ZZP’er, waarbij de grote partij de rol van afnemer vervult en de kleine partij de rol van leverancier of dienstverlener, geen langere betaaltermijn dan 60 dagen kan worden overeengekomen. Mochten grote ondernemingen alsnog besluiten betaaltermijnen langer dan 60 dagen af te sluiten, dan wordt de betaaltermijn uit een dergelijke overeenkomst nietig verklaard. In dat geval wordt de betaaltermijn van rechtswege omgezet in een betaaltermijn van 30 dagen. Mocht de afnemer de factuur pas na 30 dagen betalen, is van rechtswege de wettelijke handelsrente van artikel 6:119a BW verschuldigd over de termijn die de 30 dagen overschrijdt.

Voor wie geldt de regeling

Voor de vraag wanneer een onderneming kwalificeert als ‘grote onderneming’ en wanneer als MKB’er of ZZP’er wordt in de Wet aangesloten bij de criteria uit het jaarrekeningrecht van boek 2 BW. Dit betekent dat een bedrijf om als grote onderneming te kwalificeren aan minimaal twee van de drie onderstaande vereisten moet voldoen:

  • De waarde van de activa van de onderneming moet meer dan € 20 miljoen bedragen;
  • De netto-omzet van de onderneming moet meer dan € 40 miljoen bedragen; en
  • Het aantal werknemers van de onderneming moet gemiddeld hoger zijn dan 250.

Voldoet een onderneming aan geen of slechts één van bovenstaande vereisten dan is er sprake van een MKB onderneming (of indien er geen werknemers zijn van een ZZP’er).

Overgangsrecht ten einde

In het aan de Wet voorafgaande wetsvoorstel is overgangsrecht opgenomen. Dit overgangsrecht bracht met zich dat de Wet voor nieuwe overeenkomsten direct van toepassing zou worden, maar dat voor bestaande overeenkomsten, overeenkomsten gesloten voor 1 juli 2017, de oude regeling bleef gelden. Wetshistorisch is dit ook te verklaren omdat als algemeen uitgangspunt heeft te gelden dat een rechtshandeling die verricht is voordat een wet daarop van toepassing wordt, niet nietig wordt ten gevolge van een omstandigheid die de wet, in tegenstelling tot het tevoren geldende recht, aanmerkt als een grond van nietigheid.

Overgangsrecht ten einde

Aan het overgangsrecht is in het wetsvoorstel echter een temporele beperking verbonden op grond waarvan slechts tot 1 jaar na inwerkingtreding van de Wet voor bestaande overeenkomsten de oude regeling is blijven gelden. De reden dat is gekozen voor een temporele beperking van 1 jaar heeft te maken met het feit dat de wetgever heeft willen voorkomen dat grote ondernemingen tegenover MKB’ers en ZZP’ers gemakkelijk lange tijd betaaltermijnen van meer dan 60 dagen zouden kunnen hanteren. Ondernemingen zouden bijvoorbeeld sluiproutes kunnen gebruiken om niet onder de nieuwe regeling te vallen. Hierbij zou kunnen worden gedacht aan het voortdurend en stilzwijgend verlengen van contracten, zodat het afsluiten van een nieuw contract niet nodig is en de nieuwe bepaling dus gedurende zeer lange tijd niet van toepassing wordt op het betreffende contract. Op deze manier zouden bepaalde contracten onnodig lang onder de oude bepaling kunnen blijven vallen, waardoor het doel van het wetsvoorstel mogelijk niet optimaal wordt behaald.

Gevolgen per 1 juli 2018

De overgangstermijn van 1 jaar eindigde op 1 juli 2018. Per die datum is dan ook opnieuw oplettendheid voor grote ondernemingen geboden. Vanaf 1 juli 2018 geldt namelijk dat ook voor contracten gesloten voor 1 juli 2017 een betaaltermijn van langer dan 60 dagen ontoelaatbaar wordt geacht en een dergelijke betaaltermijn kwalificeert als nietig. Die nietigheid werkt vanwege de rechtszekerheid terug tot het moment van het inwerkingtreden van de Wet. Grote ondernemers die de betalingstermijnen van meer dan 60 dagen in bestaande contracten niet voor 1 juli 2018 hebben aangepast, worden nu dus ook geconfronteerd met het feit dat een dergelijke betalingstermijn per 1 juli 2018 van rechtswege is omgezet in een betaaltermijn van 30 dagen. Mocht de grote onderneming een factuur van na 1 juli 2017 pas na 30 dagen betalen of hebben betaald, dan is de betreffende grote onderneming van rechtswege de wettelijke handelsrente van artikel 6:119a BW verschuldigd over de termijn die de 30 dagen overschrijdt.

Tip

Om claims uit verschuldigde rentes te voorkomen, raad ik grote ondernemingen aan gesloten contracten van voor 1 juli 2017 te controleren en betaaltermijnen van langer dan 60 dagen alsnog te verkorten tot 60 dagen.