1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Pandrecht en hypotheekrecht deel III: de uitwinning

Pandrecht en hypotheekrecht deel III: de uitwinning

InleidingDit is het derde artikel van een serie van drie artikelen over pandrechten en hypotheekrechten. In dit artikel wordt ingegaan op de uitwinning van pandrechten en hypotheekrechten. Voor een algemeen kader en de gebruikte terminologie wordt verwezen naar het eerste artikel uit de serie. De vestiging van pandrechten en hypotheekrechten is beschreven in het tweede artikel uit deze serie.UitwinningHet pandrecht en het hypotheekrecht strekken beide tot zekerheid voor de nakoming van de ver...
Leestijd 
Auteur artikel Karin Harmsen
Gepubliceerd 11 november 2015
Laatst gewijzigd 16 mei 2022
Inleiding
Dit is het derde artikel van een serie van drie artikelen over pandrechten en hypotheekrechten. In dit artikel wordt ingegaan op de uitwinning van pandrechten en hypotheekrechten. Voor een algemeen kader en de gebruikte terminologie wordt verwezen naar het eerste artikel uit de serie. De vestiging van pandrechten en hypotheekrechten is beschreven in het tweede artikel uit deze serie.

Uitwinning
Het pandrecht en het hypotheekrecht strekken beide tot zekerheid voor de nakoming van de verplichtingen van de debiteur die het pandrecht heeft verstrekt (pandgever). Indien hij in gebreke blijft met de nakoming van de op hem rustende verplichtingen, kunnen de verpande en verhypothekeerde goederen worden verkocht waarna de pand- of hypotheekhouder zich uit de opbrengst mag voldoen (‘uitwinning’ of ‘executie’). Andere schuldeisers kunnen (op een paar uitzonderingen na) géén aanspraak maken op de opbrengst van de uitgewonnen goederen.

Hoe worden pandrechten en hypotheekrechten ten gelde gemaakt?
De uitwinning van het pandrecht gaat als volgt in zijn werk. Als hoofdregel geldt dat de verkoop in het ‘openbaar’ geschiedt. Dat betekent in de praktijk dat de goederen worden geveild. In twee gevallen kan de verkoop in plaats van openbaar op onderhandse wijze (een ‘gewone’ koop en verkoop, zonder veiling) geschieden. Ten eerste kunnen de pandhouder en de pandgever een onderhandse wijze van verkoop overeenkomen nadat de pandgever niet meer aan zijn verplichtingen voldoet en in verzuim is geraakt (niet daarvóór). Ten tweede zijn de pandhouder en pandgever beiden afzonderlijk gerechtigd de voorzieningenrechter te verzoeken in te stemmen met een onderhandse verkoop. De voorzieningenrechter bepaalt dan een zittingsdatum waarop de pandhouder, de pandgever en eventuele belanghebbenden worden gehoord. De voorzieningenrechter kan in beginsel vrijelijk bepalen of hij al dan niet instemt met het verzoek. Daarbij speelt een belangrijke rol of redelijkerwijs te verwachten is dat onderhandse verkoop tot een hogere opbrengst leidt en of een potentiele koper kredietwaardig is.

Voor de uitwinning van een hypotheekrecht geldt een soortgelijk regime. Anders dan bij de uitwinning van een pandrecht is voor onderhandse verkoop van een verhypothekeerd goed altijd toestemming van de voorzieningenrechter vereist. De hypotheekhouder en hypotheekgever kunnen niet zelf overeenkomen dat het goed onderhands wordt verkocht, ook niet nadat verzuim is ingetreden. De toestemming van de voorzieningenrechter kan bij verhypothekeerde goederen bovendien enkel worden verkregen nadat aan de voorzieningenrechter de kant en klare koopovereenkomst is overgelegd.

De verkoop van verhypothekeerde onroerende zaken en van de verpande aandelen vindt plaats ten overstaan van een notaris en de levering geschiedt door middel van een notariële akte (gevolgd door inschrijving in de registers in geval van onroerende zaken). Aan de verkoop en levering van andere verpande zaken zijn geen bijzondere voorschriften verbonden.

Uitwinning in geval van faillissement
Pandhouders en hypotheekhouders kunnen in geval van een faillissement van de pandgever hun rechten uit het pandrecht of het hypotheekrecht uitoefenen ‘alsof er geen faillissement was’. De pandhouder en hypotheekhouder zijn ‘separatist’. Het pandrecht en het hypotheekrecht kan op de wijze zoals hierboven omschreven worden uitgewonnen buiten het faillissement om. Het voordeel hiervan is dat de pandhouder en hypotheekhouder niet hoeven te wachten tot het faillissement is afgewikkeld. Pandhouders en hypotheekhouders kunnen direct na het uitspreken van het faillissement tot verkoop overgaan. Bovendien delen de pandhouder en de hypotheekhouder niet in de omslag van de algemene faillissementskosten.

Verhaal op de verkoopopbrengst
Nadat de goederen zijn verkocht, kunnen de pandhouder en de hypotheekhouder hun vordering op de pand- of hypotheekgever uit de verkoopopbrengst voldoen (nadat daaruit de executiekosten zijn voldaan, maar - uitzonderingen daargelaten – zonder dat andere schuldeisers aanspraak kunnen maken op die verkoopopbrengst). Indien de verkoopopbrengst meer bedraagt dan de vordering van de pandhouder- of hypotheekhouder vermeerderd met de executiekosten, met andere woorden indien het verkochte goed een overwaarde vertegenwoordigt, keert de pandhouder het overschot uit aan de debiteur (of aan de curator in geval van faillissement). Indien de verkoopopbrengst niet toereikend is, houdt de pandhouder of hypotheekhouder een vordering op de debiteur ten bedrage van het niet-voldane gedeelte van zijn vordering, waarvan hij krachtens de normale regels betaling kan afdwingen. Indien sprake is van een faillissement wordt de restvordering ingediend bij de curator.

Verkoop aan de pandhouder of hypotheekhouder zelf
Indien de debiteur zijn betalingsverplichting niet nakomt, mogen de pandhouder en de hypotheekhouder zich de tot zekerheid gestelde goederen niet ‘toe-eigenen’. De goederen moeten altijd worden verkocht. Wel zijn de pandhouder en de hypotheekhouder ongeacht de wijze van verkoop, ook zelf gerechtigd mee te bieden op de goederen en deze te kopen. Bij een openbare verkoop dient de pandhouder of hypotheekhouder daarvoor op de veiling het hoogste bod uit te brengen. Bij een onderhandse verkoop van een verhypothekeerd goed is voor een verkoop aan de hypotheekhouder zelf (evenals voor de verkoop aan derden) toestemming nodig van de voorzieningenrechter. Een verpand goed kan daarnaast ook aan de pandhouder worden verkocht indien de pandhouder en de pandgever daarover overeenstemming bereiken, zonder rechterlijke tussenkomst.

Degene die het verpande of verhypothekeerde goed in het kader van een executie koopt, wordt daarvan volledig eigenaar zonder dat daarop nog het pandrecht of het hypotheekrecht rust. Deze rechten zijn door de executie van het goed teniet gegaan. De koper kan met de gekochte goederen alles doen wat hij daarmee ook zou kunnen indien hij deze in het normale handelsverkeer had gekocht, bijvoorbeeld deze opnieuw verkopen, gebruiken of exploiteren. Dat geldt ook indien de executiekoper de pandhouder of de hypotheekhouder zelf is.