1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Rijk zegt Protocol uitbreiding garantiestructuur sociale woningbouw (1999) eenzijdig op

Rijk zegt Protocol uitbreiding garantiestructuur sociale woningbouw (1999) eenzijdig op

Op 4 juni 2014 heeft het kabinet in een Kamerbrief haar visie ten aanzien van het langer zelfstandig wonen voor mensen met een zorgbehoefte nader uiteengezet. In deze brief is ook een passage opgenomen over de status van het Protocol uitbreiding garantiestructuur sociale woningbouw uit 1999 (Protocol).
Leestijd 
Auteur artikel Robert Rijpstra MRICS
Gepubliceerd 06 juni 2014
Laatst gewijzigd 19 mei 2022

De passage blinkt niet uit in helderheid. Volgens een woordvoerder van het ministerie dient de passage echter zo gelezen te worden dat het Protocol niet meer geldt. Daarmee wordt corporaties een belangrijke mogelijkheid ontnomen om een beroep te kunnen doen op de schadeloosstellingsregeling uit dit Protocol. De financiële gevolgen kunnen groot zijn. Alleen al de Rotterdamse corporatie SOR heeft het Rijk in dit kader voor € 25 miljoen aansprakelijk gesteld. Sector breed zal het om honderden miljoenen kunnen gaan. Het is wachten op de eerste procedures.

Protocol                                                                                                                                                                                                                Veel zorginstellingen die hun zorgvastgoed huren van corporaties hebben een huurovereenkomst die gebaseerd is op de modelhuurovereenkomst uit april 2004 van het kenniscentrum wonen-zorg, Aedes-Arcares. Dit model was met name bedoeld voor intramuraal zorgvastgoed en ging in beginsel uit van huurperioden van tenminste 20 jaar. De modelhuurovereenkomst bevatte een bepaling op grond waarvan bij tussentijdse huuropzegging ‘onder invloed van overheidsbesluiten’ de als gevolg daarvan door de woningcorporatie geleden schade zou worden vergoed door het Rijk. Partijen dienden daarvoor een beroep te doen op het Protocol.

Het Protocol is een privaatrechtelijk overeenkomst die in juni 1999 is gesloten tussen het Rijk, de VNG, het Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW) en Aedes. In het Protocol is opgenomen dat het WSW risico’s voor verzorgingshuizen overneemt en nieuwe borgstellingen voor de financiering van verzorgingshuizen verstrekt. De minister van VWS heeft in ruil daarvoor een schadeloosstelling (saneringsvergoeding) verleend aan de desbetreffende corporatie bij een door de minister goedgekeurde sluiting of opgelegde sluiting. Als gevolg hiervan was het WSW bereid om de leningen van corporaties voor het verkrijgen van verzorgingshuizen te borgen en waren de corporaties bereid om de risico’s van verzorgingshuizen over te nemen.

Uit het Protocol volgt dat de saneringsvergoeding niet alleen aan de orde is ingeval er sprake is van een door de minister goedgekeurde sluiting of opgelegde sluiting op grond van een overheidsbesluit, maar tevens indien sprake is van capaciteitsvermindering van een verzorgingshuis op basis van een overheidsbeslissing. Het probleem is dat de wet- en regelgeving sinds 1999 is veranderd. Voorheen had de minister op grond van artikel 18a Wet Ziekenhuisvoorzieningen de bevoegdheid om een verzorgingshuis te sluiten of het aantal bedden of plaatsen in een ziekenvoorziening te verminderen met een door de minister aan te geven aantal. Dit artikel is op 1 januari 2006 komen te vervallen. Een vergelijkbaar artikel is niet teruggekomen. Wel kan de minister van VWS op basis van artikel 14 van de Wet toelating zorginstelling de toelating van een zorginstelling intrekken of (verder) beperken.

Een en ander neemt niet weg dat zorginstellingen als gevolg van de extramuralisering van de lichte zorgzwaartepakketen (neergelegd in een aantal AMvB’s van VWS) momenteel veel verzorgingshuizen dienen te sluiten of de beddencapaciteit drastisch moeten verminderen. Dat is weliswaar niet direct het gevolg van een saneringsbesluit van de minister, maar wel als gevolg van gewijzigd overheidsbeleid. De minister stelt zich evenwel op het standpunt dat haar beleid inzake de extramuralisering niet gelijk kan worden gesteld aan het nemen van een sluitingsbeslissing als bedoeld in het Protocol. De minister volgt daarmee enkel de letterlijke tekst van het Protocol. Daarmee miskent de minister naar mijn mening de bedoeling van partijen bij het ondertekenen van het Protocol in 1999, te weten het creëren van een schadeloosstellingsregeling ingeval van sluiting of capaciteitsvermindering van verzorgingshuizen als gevolg van “overheidsbeslissingen”. Van belang is daarbij dat het Rijk in 2006 zelf de bevoegdheid van de minister om een saneringsbesluit te nemen heeft laten vervallen.

Kamerbrief van 4 juni 2014                                                                                                                                        Op 4 juni 2014 is het kabinet in een Kamerbrief ingegaan op de status van het Protocol als onderdeel van haar visie op het langer zelfstandig wonen voor mensen met een behoefte aan zorg en ondersteuning daarvan door de overheid. De passage aangaande het Protocol is weinig concreet. Het kabinet constateert enkel dat uit het Protocol volgt dat corporaties aanspraak kunnen maken op de schadeloosstellingregeling indien sprake is van een gehele of gedeeltelijke door de minister van VWS goedgekeurde of van overheidswege opgelegde sluiting van een verzorgingshuis, maar dat de bevoegdheid voor de minister om deze sluiting op te leggen sinds 1 januari 2006 niet meer bestaat.

Een woordvoerder van het ministerie heeft aangegeven dat de passage in de Kamerbrief aangaande het Protocol zou gelezen mag worden dat het Rijk van mening is dat het Protocol niet meer geldt (zie het artikel ‘Rijk komt afspraak niet na’, dagblad Trouw, 6 juni 2014). Indien het kabinet hiermee heeft bedoeld aan te geven dat zij het Protocol uit 1999 eenzijdig heeft opgezegd, dan miskent het kabinet dat het Protocol geen opzeggingsregeling of –termijn bevat. Vast staat dat het kabinet ook geen opzegtermijn in acht heeft genomen, laat staan dat het Protocol formeel is opgezegd. Aannemelijk is dan ook dat corporaties nog steeds met succes nakoming kunnen vorderen van het Protocol.

Niet uit te sluiten valt dat de woordvoerder van het kabinet bedoeld heeft aan te geven dat het Protocol nog wel bestaat, maar dat er feitelijk geen beroep meer op kan worden gedaan omdat de minister niet langer de wettelijke bevoegdheid heeft om saneringsbesluiten te nemen. Aldus zou het Protocol niet meer zijn dan een dode letter. Daarmee lijkt de minister te miskennen dat de huidige sluiting van verzorgingshuizen of het verminderen van de beddencapaciteit van verzorgingshuizen een rechtstreeks gevolg is van gewijzigd overheidsbeleid. Verdedigbaar is dat daarmee sprake is van een “overheidsbeslissing” tot sluiting of capaciteitsvermindering als bedoeld in het Protocol. De reden dat het kabinet dit standpunt niet wenst te volgen laat zich raden: het Rijk vreest dat corporaties als gevolg van dit gewijzigde beleid met succes een beroep kunnen doen op de schadeloosstellingsregeling uit het Protocol. De financiële gevolgen kunnen groot zijn. Sectorbreed zal het om honderden miljoenen kunnen gaan.