1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Stuiting door aanmaning of mededeling kan ook plaatsvinden gedurende een aanhangig geding

Stuiting door aanmaning of mededeling kan ook plaatsvinden gedurende een aanhangig geding

Op 17 april 2013 heeft de rechtbank Overijssel een vonnis gewezen over de verhouding tussen de artikelen 3:316 en 3:317 BW. Die artikelen regelen de verschillende wijzen waarop de verjaring van een rechtsvordering kan worden gestuit.CasusEiseres heeft in eigen beheer een bedrijfshal gebouwd. Voor deze bedrijfshal heeft zij in december 2000, via de Rabobank als assurantietussenpersoon, bij Interpolis een opstalverzekering afgesloten. In de polis is een leegstandclausule opgenomen op grond waar...
Leestijd 
Auteur artikel Dirkzwager
Gepubliceerd 07 juni 2013
Laatst gewijzigd 16 april 2018
Op 17 april 2013 heeft de rechtbank Overijssel een vonnis gewezen over de verhouding tussen de artikelen 3:316 en 3:317 BW. Die artikelen regelen de verschillende wijzen waarop de verjaring van een rechtsvordering kan worden gestuit.

Casus

Eiseres heeft in eigen beheer een bedrijfshal gebouwd. Voor deze bedrijfshal heeft zij in december 2000, via de Rabobank als assurantietussenpersoon, bij Interpolis een opstalverzekering afgesloten. In de polis is een leegstandclausule opgenomen op grond waarvan het bij Interpolis gemeld moet worden als de bedrijfshal in gebruik zal worden genomen. In november 2004 brandt de bedrijfshal volledig af, waarna blijkt dat deze al in bedrijf was genomen. Interpolis weigert de schade te vergoeding omdat zij niet op de hoogte is gesteld van de ingebruikname van de bedrijfshal en van de bedrijfsactiviteiten die in de hal werden uitgevoerd.

Vervolgens heeft eiseres bij de voorzieningenrechter te Almelo in kort geding een vordering tot vergoeding van schade aanhangig gemaakt tegen de Rabobank, omdat de Rabobank verzuimd zou hebben om de informatie van de ingebruikname door te geven aan Interpolis. Nadat de voorzieningenrechter de vordering in eerste aanleg toewijst, wordt deze veroordeling bij arrest in kort geding van 10 maart 2009 weer ongedaan gemaakt.

De verhouding tussen de artikelen 3:316 en 3:317 BW

Nadat de kort gedingprocedure tot een einde is gekomen, heeft eiseres in november 2011 de onderhavige bodemprocedure aanhangig gemaakt tegen de Rabobank. In deze procedure stelt Rabobank zich – voor zover hier relevant – op het standpunt dat uit artikel 3:316 lid 2 BW volgt dat nu eiseres een rechtsvordering als bedoeld in artikel 3:310 BW heeft ingesteld en daarop eindarrest is gewezen, de verjaring slechts gestuit kan worden binnen zes maanden na 10 maart 2009, de dag waarop het gerechtshof Arnhem in kort geding eindarrest heeft gewezen. Met andere woorden, indien de verjaring eenmaal op grond van artikel 3:316 lid 1 is gestuit door het instellen van een eis, zou deze nadien alleen nog maar kunnen worden gestuit op de wijze als vermeld in artikel 3:316 lid 2, oftewel enkel door het instellen van een nieuwe eis binnen de daar genoemde termijn van zes maanden en niet meer door een stuitingshandeling op de voet van artikel 3:317 BW (waarbij te denken valt aan een schriftelijke aanmaning of mededeling).

De rechtbank Almelo verwerpt het verjaringsverweer van de Rabobank onder verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad van 8 februari 2013. In dit arrest oordeelde de Hoge Raad als volgt over de verhouding tussen de artikelen 3:316 en 3:317 BW:

“De omstandigheid dat een eis is ingesteld (….) en dat de verjaring op grond van artikel 316 leden 1 en 3 BW in beginsel wordt gestuit zolang op die eis (….) niet is beslist, laat onverlet dat de verjaring van de rechtsvordering tot nakoming van de verbintenis ook kan worden gestuit door een schriftelijke aanmaning of mededeling als bedoeld in artikel 3:317 lid 1 BW. Dit strookt met de wetsgeschiedenis van de artikelen 3:316 en 3:317 BW (Parl. Gesch. Boek 3, p. 934 en 936). Daarin is de in artikel 3:316 BW geregelde sturende werking van de eis toegelicht met de opmerking dat van een procespartij niet mag worden verlangd dat zij gedurende een geding aan de wederpartij aanmaningen blijft sturen om de verjaring te stuiten. Deze toelichting impliceert dat stuiting op de voet van art. 3:317 lid 1 BW (weliswaar niet moet, maar) ook kan plaatsvinden gedurende een aanhangig geding. Het vereiste van artikel 3:316 lid 2 BW dat binnen zes maanden een nieuwe eis wordt ingesteld, is bovendien (t.a.p.) toegelicht met de opmerking dat de schuldenaar de nieuwe eis moet instellen “om voor zich het profijt van de stuitende werking van de eerst ingestelde eis te behouden”. De bepaling van artikel 3:316 lid 2 BW moet dan ook aldus worden uitgelegd dat het niet (tijdig) instellen van een nieuwe eis of het niet (tijdig) opnieuw opvragen van bindend advies niet het intreden van de verjaring meebrengt, maar slechts tot gevolg heeft dat de stuitende werking van de eerder ingestelde eis of het eerdere gedane verzoek komt te vervallen (….)”.

Conclusie

Uit het arrest van de Hoge Raad volgt aldus dat als niet binnen zes maanden na afwijzing van een ingestelde eis een nieuwe eis wordt ingesteld, de stuitende werking van de eerder ingestelde eis komt te vervallen. Dit laat echter onverlet dat de verjaring van een rechtsvordering ook tussentijds (dus nog ten tijde van het voeren van de procedure over de eerder ingestelde eis) kan worden gestuit door een schriftelijke aanmaning of mededeling als bedoeld in artikel 3:317 lid 1 BW. Als dan vervolgens de zes maanden termijn van artikel 3:316 lid 2 BW ongebruikt verstrijkt kan de partij tegen wie de verjaring wordt ingeroepen zich onverminderd beroepen op de ex artikel 3:317 BW verrichte stuitingshandeling(en).

Voor de onderhavige procedure betekende dit dat de rechtbank Overijssel moest beoordelen of er tijdens de kort gedingprocedure door eiseres stuitingshandelingen waren verricht op grond van artikel 3:317 BW. Het oordeel van de rechtbank Overijssel luidt dat dit het geval is geweest, omdat de (toenmalige) advocaat van eiseres in een fax van 10 april 2009 ondubbelzinnig namens eiseres het recht op nakoming jegens de Rabobank heeft voorbehouden.