1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Wetsvoorstel civielrechtelijk bestuursverbod ingediend

Wetsvoorstel civielrechtelijk bestuursverbod ingediend

Op 3 september jl. is ter wijziging van de Faillissementswet, het wetsvoorstel “Wet civielrechtelijk bestuursverbod” ingediend bij de Tweede Kamer. Het doel van dit wetsvoorstel  is het aanpakken van faillissementsfraude.Kort samengevat kan op vordering van de curator of op verzoek van het openbaar ministerie de rechtbank een bestuursverbod opleggen aan (oud) bestuurders van een rechtspersoon als bedoeld in artikel 2:3 Burgerlijke Wetboek , aldus van een NV, BV, vereniging, stichting, coöpera...
Leestijd 
Auteur artikel Marèl Baak
Gepubliceerd 16 oktober 2014
Laatst gewijzigd 16 april 2018
Op 3 september jl. is ter wijziging van de Faillissementswet, het wetsvoorstel “Wet civielrechtelijk bestuursverbod” ingediend bij de Tweede Kamer. Het doel van dit wetsvoorstel  is het aanpakken van faillissementsfraude.

Kort samengevat kan op vordering van de curator of op verzoek van het openbaar ministerie de rechtbank een bestuursverbod opleggen aan (oud) bestuurders van een rechtspersoon als bedoeld in artikel 2:3 Burgerlijke Wetboek , aldus van een NV, BV, vereniging, stichting, coöperatie en onderlinge waarborgmaatschappij. Dit bestuursverbod kan alleen worden opgelegd als een van de navolgende specifieke feiten zich tijdens of niet langer dan drie jaar voor de datum van faillissement hebben voorgedaan:

  • door de rechter is bij onherroepelijk geworden uitspraak een aansprakelijkheid voor de bestuurder vastgesteld op grond van artikel 2:138 of 2:248 Burgerlijk Wetboek;

  • de bestuurder heeft doelbewust namens de failliete rechtspersoon rechtshandelingen verricht, toegelaten of mogelijk gemaakt waardoor schuldeisers aanmerkelijk zijn benadeeld, welke rechtshandelingen overeenkomstig artikel 42 of 47 Faillissementswet bij onherroepelijke rechterlijke uitspraak zijn vernietigd;

  • de bestuurder is, ondanks een verzoek van de curator, jegens de curator in ernstige mate tekort geschoten in de nakoming van zijn informatie- of medewerkingsverplichtingen uit de Faillissementswet;

  • de bestuurder was, hetzij als zodanig, hetzij als natuurlijk persoon handelend in de uitoefening van een beroep of bedrijf, tenminste tweemaal eerder betrokken bij een faillissement van een rechtspersoon waarbij sprake was van een persoonlijk verwijt;

  • aan de failliete rechtspersoon of diens bestuurder is een onherroepelijke boete wegens een vergrijp als bedoeld in de artikelen 67d, e of f van de Algemene wet inzake rijksbelastingen opgelegd.


De rechter is in voormelde gevallen bevoegd een bestuursverbod op te leggen voor de duur van maximaal vijf jaar. Het bestuursverbod kan alleen worden opgelegd aan een bestuurder (niet aan een commissaris), en heeft tot gevolg dat de betreffende bestuurder gedurende de duur van het verbod geen bestuurder of commissaris kan zijn van een rechtspersoon als bedoeld in artikel 2:3 Burgerlijk Wetboek . Het besluit waarbij – ondanks een opgelegd bestuursverbod – toch tot benoeming van de betreffende persoon als bestuurder of commissaris wordt overgegaan, is nietig.

Als bestuurder wordt overigens tevens aangemerkt degene die het beleid van de rechtspersoon (mede) heeft bepaald als ware hij bestuurder.

Het bestuursverbod wordt van kracht zodra de rechterlijke beslissing onherroepelijk is geworden en zal worden vermeld in het handelsregister. De rechtbank bij wie een verzoek of vordering tot het opleggen van een bestuursverbod aanhangig is, kan de betreffende bestuurder of commissaris op verzoek van het openbaar ministerie of op vordering van de curator schorsen en zonodig voorzien in de tijdelijke aanstelling van een of meer bestuurders of commissarissen. Ook de schorsing wordt ingeschreven bij het handelsregister.