1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Wetsvoorstel energiewet deel II

Wetsvoorstel Energiewet deel II – Europese implementatiewetgeving in de nieuwe Energiewet

Op 17 december 2020 heeft de Minister van Economische Zaken en Klimaat het wetsvoorstel Energiewet ter consultatie gelegd. De Nieuwe Energiewet beoogt de huidige Gaswet en Elektriciteitswet 1998 te vervangen en een modern en geactualiseerd ordeningskader te bieden dat (1) de energietransitie ondersteunt en stimuleert en tegelijkertijd (2) bijdraagt aan het doel van een schone, waaronder CO2-arme energievoorziening die ruimtelijk inpasbaar, veilig, betrouwbaar en betaalbaar is.
Leestijd 
Auteur artikel Thomas Arnold
Gepubliceerd 28 mei 2021
Laatst gewijzigd 28 mei 2021

Inleiding

In deze blogreeks analyseren wij het wetsvoorstel voor de nieuwe Energiewet. Hierin moeten de herziening van de oude Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet evenals een pakket van Europese regelgeving samenkomen.

In deel I van de reeks besprak Harm van Schilt reeds enkele pijlers van de nieuwe Energiewet. In dit tweede deel analyseer ik de meest recente regels die door de Europese wetgever zijn vastgesteld en werp ik een blik op het implementatietraject in de nieuwe Energiewet.

Het ‘Clean Energy Package’

Op 22 mei 2019 heeft de Raad van de Europese Unie het Clean Energy Package (‘CEP’) aangenomen. Met deze herschrijving van de bestaande Europese wetgeving op het gebied van elektriciteit beoogt de Uniewetgever de energietransitie te versnellen. De centrale doelstellingen daarbij zijn:

  1. het verbeteren van energie-efficiëntie;
  2. meer gebruik van duurzame energie;
  3. betere governance van de Energie-Unie;
  4. meer consumentenbescherming;
  5. een slimme en efficiënte elektriciteitsmarkt.

Voorschriften uit de vierde Elektriciteitsrichtlijn

De meest impactvolle wijzigingen zijn vervat in de nieuwe Elektriciteitsrichtlijn (richtlijn 2019/944). Enkele in het oog springende wijzigingen die de Elektriciteitsrichtlijn introduceert zijn (i) de verschuiving van de nadruk naar het begrip ‘actieve eindafnemer’ en de introductie van de energiegemeenschap en energie-aggregator, (ii) de inzet op slimme meetinrichting en bredere en veiligere gegevensdeling en (iii) de inkadering van de rol van de transmissie- en distributiesysteembeheerder (TSB en DSB).

i. De actieve eindafnemer, energiegemeenschap en aggregator

Burgers en kleine bedrijven worden in toenemende mate actief op het elektriciteitsnet. Velen nemen niet enkel meer elektriciteit af, maar wekken ook elektriciteit op met behulp van zonnepanelen. Ook het tijdelijk opslaan van elektriciteit in een losse batterij of elektrische auto begint langzaamaan tot de mogelijkheden te behoren. Door de (actieve) eindafnemer centraal te stellen, spoort de Europese wetgever lidstaten aan om die actieve deelname aan het elektriciteitsnet te faciliteren en te beschermen. Zo moeten eindafnemers actief kunnen worden zonder aan onevenredige of discriminerende eisen te worden onderworpen. Ook moet de wet de aansluiting van meerdere actoren op één aansluitpunt mogelijk maken, zodat een afnemer kan kiezen bij welke partij hij elektriciteit afneemt en/of aan welke partij hij (terug)levert.

De richtlijn voorziet daarnaast in de mogelijkheid voor burgers om energiegemeenschappen te vormen. Nederland kent al zulke gemeenschappen in de vorm van energiecoöperaties. Doordat burgers hun krachten kunnen bundelen, wordt participatie in duurzame initiatieven aantrekkelijker. De nieuwe regels waarborgen met name dat deze gemeenschappen toegankelijk zijn voor iedereen.  

Ten slotte beoogt de richtlijn ook kleinschaligere samenwerking tussen burgers mogelijk te maken. Hiertoe introduceert de richtlijn het begrip ‘aggregator’. Dit omvat zowel (i) eindafnemers die gezamenlijk elektriciteit opwekken en aan het net terug leveren als (ii) eindafnemers die gezamenlijk flexibiliteitsdiensten (opslag door middel van bijvoorbeeld een batterij) aanbieden.

ii. Slimme meetinrichting en veiligere gegevensdeling

De voorganger van de vierde Elektriciteitsrichtlijn (richtlijn 2009/72/EG) zette al in op slimme meetsystemen ter bevordering van de energie-efficiëntie en het bewerkstelligen van een smart grid. Waar de regels voorheen vrijblijvend waren, introduceert de nieuwe richtlijn een bindende doelstelling: in 2024 moet minimaal 80% van de eindafnemers voorzien zijn van slimme meetapparatuur. Dit heeft verschillende voordelen: (i) het geeft eindafnemers inzicht in hun verbruik en stelt hen in staat actief te worden op het net, (ii) de gegenereerde gegevens helpen DSB’s om inzicht te krijgen in hun systemen, wat de beheers- en onderhoudskosten moet verminderen en (iii) DSB’s kunnen de kosten van gecreëerde onbalans op het net nauwkeuriger toerekenen aan de veroorzaker van die onbalans.

De richtlijn bevat minder dwingende regels omtrent gegevensdeling. Lidstaten mogen zelf regels stellen over het gegevensbeheer, maar moeten wel rekening houden met een aantal voorschriften. Zo moet de wet een efficiënte en beveiligde toegang tot en uitwisseling van gegevens waarborgen en moet toegang niet-discriminerend, gemakkelijk en publiek kenbaar zijn. Ook mag die toegang niet leiden tot extra kosten voor eindafnemers. Toezicht en handhaving van deze regels geschiedt door een nationaal op te richten gegevensuitwisselingsentiteit.

iii. De rol van de TSB’s en DSB’s

Waar nationale regelgeving tot op heden het begrip ‘netbeheerder’ hanteerde, kent de Elektriciteitsrichtlijn de transmissiesysteembeheerder (TSB) en distributiesysteembeheerder (DSB). De TSB beheert het landelijke net (in Nederland is TenneT de aangewezen landelijke beheerder voor elektriciteit) en DSB’s exploiteren lokale aansluitnetten.

De vierde Elektriciteitsrichtlijn beoogt de TSB’s en DSB’s meer instrumenten te geven om hun systemen efficiënt te beheren en kostbare uitbreiding te voorkomen. Zo moeten zij ‘ondersteunende diensten’ in beginsel inkopen bij marktpartijen. Voor de TSB’s gaat het bijvoorbeeld om de inkoop van balanceringscapaciteit, die nodig is voor verzekering van de energiebalans op het net, en voor DSB’s om de inkoop van flexibiliteitsdiensten, waarmee kostbare netverzwaringen kunnen worden voorkomen. De Europese wetgever lijkt op deze wijze het potentieel van bijvoorbeeld batterijopslag te willen benutten om de eerdergenoemde doelen van energie-efficiëntie en toename van opwekking uit duurzame energiebronnen te bereiken.

Implementatie in de nieuwe Energiewet

Op 4 april 2019 heeft de minister van Economische Zaken en Klimaat de kamer geïnformeerd over de beoogde implementatie van de vierde Elektriciteitsrichtlijn. Gelet op de onderlinge samenhang met de voorgenomen samenvoeging van de huidige Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet, heeft het kabinet ervoor gekozen de implementatie van de Elektriciteitsrichtlijn mee te nemen in de nieuwe Energiewet.

De verwachting is echter dat de nieuwe Energiewet niet voor 1 januari 2023 in werking treedt. Tegelijkertijd is de omzettingstermijn van de vierde Elektriciteitsrichtlijn reeds op 31 december 2020 verstreken. In deel III van deze blogreeks zal Sjaak van der Heul daarom de voorwaarden beschrijven waaronder burgers en bedrijven reeds vóór de inwerkingtreding van de nieuwe Energiewet de rechten en verplichtingen uit de Elektriciteitsrichtlijn kunnen inroepen.

Wilt u op de hoogte blijven van deze blogreeks en aanverwante energierechtelijke kennisartikelen? Houd dan de LinkedIn-berichten van Maarten KoleSjaak van der HeulHarm van Schilt en Thomas Arnold in de gaten en bekijk regelmatig de pagina van het Dirkzwager Expertiseteam Energie.