Twee partijen sluiten met elkaar in 2003 een overeenkomst tot koop en verkoop van aandelen. Er wordt een voorlopige koopprijs overeengekomen. Vastgelegd wordt dat de definitieve koopprijs vastgesteld zal worden aan de hand van een overnamebalans. Vijf dagen nadat de overnamebalans definitief zou zijn vastgesteld, zou het restant van de koopprijs worden voldaan. Partijen hadden echter verzuimd een regeling op te nemen die ziet op de situatie indien partijen geen overeenstemming zouden bereiken over de definitieve overnamebalans. Hierdoor moest de rechter uiteindelijk de hoogte van de definitieve koopprijs bepalen. Tijdens deze procedure (ECLI:NL:GHARL:2014:558) werd het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden gevraagd twee belangrijke vragen te beantwoorden.
De eerste vraag luidde of over de nog te betalen definitieve koopprijs de wettelijke rente of de wettelijke handelsrente verschuldigd was. Wettelijke handelsrente wordt toegekend indien er sprake is van een handelsovereenkomst. Het Gerechtshof oordeelde dat de (ver)koopovereenkomst zich als een handelsovereenkomst kwalificeert, waardoor de verkoper recht had op de wettelijke handelsrente.
De tweede vraag luidde vanaf welk moment de koper de wettelijke handelsrente verschuldigd was. Volgens de verkoper was dit 6 april 2003, omdat partijen hadden afgesproken dat uiterlijk op 1 april 2003 definitieve overeenstemming moesten bereiken over de overnamebalans, waarna de definitieve koopprijs binnen vijf dagen moest worden betaald. De koper bracht hier tegen in dat de koper nogal lang had gewacht met het treffen van rechtsmaatregelen waardoor de koper de wettelijke handelsrente onnodig had laten oplopen. Het Gerechtshof is het met geen van de naar voren gebrachte argumenten eens. Het standpunt van verkoper blijkt niet uit de overeenkomst en het standpunt van koper snijdt geen hout omdat de koper het oplopen van de wettelijke handelsrente had kunnen voorkomen door al veel eerder tot voldoening over te gaan. Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden oordeelde, refererend naar de redelijkheid en billijkheid van artikel 6:248 Burgerlijk Wetboek, dat de wettelijke handelsrente verschuldigd is vanaf vijf dagen nadat de onderhandelingen over de overnamebalans definitief waren gestaakt. Dit was medio december 2013.
Wettelijke rente verschuldigd over nog niet betaald deel koopsom aandelen
Twee partijen sluiten met elkaar in 2003 een overeenkomst tot koop en verkoop van aandelen. Er wordt een voorlopige koopprijs overeengekomen. Vastgelegd wordt dat de definitieve koopprijs vastgesteld zal worden aan de hand van een overnamebalans. Vijf dagen nadat de overnamebalans definitief zou zijn vastgesteld, zou het restant van de koopprijs worden voldaan. Partijen hadden echter verzuimd een regeling op te nemen die ziet op de situatie indien partijen geen overeenstemming zouden bereiken...
Leestijd
Auteur artikel
Claudia van der Most
Gepubliceerd
11 augustus 2015
Laatst gewijzigd
16 april 2018