1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Wie zaait zal (soms niet) oogsten

Wie zaait zal (soms niet) oogsten

Een boer op een middelgroot of groot bedrijf oogst zijn gewassen doorgaans niet zelf, maar besteedt dit uit aan een loonwerkbedrijf. Daarbij komt het met enige regelmaat voor dat een loonwerker per ongeluk de gewassen van een andere boer oogst. Mag de gedupeerde boer in zo’n geval een aangeboden compensatie, in de vorm van andere maïs, weigeren? Daarover ging de uitspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 30 mei 2017 (ECLI:NL:GHARL:2017:4651).FeitenAppellant (gedupeerde boer) en geïnt...
Leestijd 
Auteur artikel Coen van Schaijk
Gepubliceerd 27 december 2017
Laatst gewijzigd 16 april 2018
Een boer op een middelgroot of groot bedrijf oogst zijn gewassen doorgaans niet zelf, maar besteedt dit uit aan een loonwerkbedrijf. Daarbij komt het met enige regelmaat voor dat een loonwerker per ongeluk de gewassen van een andere boer oogst. Mag de gedupeerde boer in zo’n geval een aangeboden compensatie, in de vorm van andere maïs, weigeren? Daarover ging de uitspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 30 mei 2017 (ECLI:NL:GHARL:2017:4651).

Feiten
Appellant (gedupeerde boer) en geïntimeerde (schadeveroorzakende boer) verbouwen beiden maïs ten behoeve van hun melkveehouderij. Geïntimeerde geeft een loonwerkbedrijf opdracht om maïs te oogsten op percelen tussen de twee melkveehouderijen in. In verband met onduidelijke perceelmarkeringen wordt per ongeluk een gedeelte van de door appellant gezaaide maïs geoogst en afgevoerd naar de boerderij van geïntimeerde. Geïntimeerde ziet zijn fout in en biedt appellant aan dat deze de maïs op een nabijgelegen perceel mag oogsten ter compensatie van de geleden schade. De advocaat van appellant laat per brief weten dat zijn cliënt niet akkoord gaat met de aangeboden maïs en eist schadevergoeding.

"Dit is echter geen reëel voorstel. De heer Z. heeft geconstateerd dat deze maïs, aangezien deze op een nat deel van het perceel [nabijgelegen perceel] staat, van beduidend mindere kwaliteit is dan de wederrechtelijk verkregen maïs van cliënten. Verder zijn de loonwerkerskosten veel hoger dan normaal, gezien het kleine oppervlak dat geoogst dient te worden. Cliënten gaan derhalve niet in op dit aanbod. (…) Cliënten zullen de schade welke zij lijden door uw onrechtmatig handelen op u verhalen."


Geïntimeerde is van mening dat zijn aanbod voldoende compensatie biedt voor de geoogste maïs. Omdat partijen niet tot een minnelijke regeling komen, besluit geïntimeerde om de onrechtmatig geoogste maïs niet terug te geven. Teneinde zijn voorraad veevoer aan te vullen, ziet appellant zich daarom genoodzaakt om maïsmeel en luzerne in te kopen tegen marktwaarde.

Hof
Bij het hof ligt onder meer de vraag of appellant recht heeft op vergoeding van de kosten van de ingekochte maïsmeel en luzerne. Op grond van de tussen partijen aangevoerde argumenten in de procedure, komt het hof tot de conclusie dat niet vast is komen te staan dat de door geïntimeerde aangeboden maïs geen passende compensatie biedt. Het hof oordeelt in rechtsoverweging 5.16:

"Het hof acht een dergelijke redengeving [van appellant] niet voldoende. In het kader van de plicht van appellanten om de schade zo veel als redelijkerwijs mogelijk te beperken, hebben zij geen overtuigende argumenten gegeven voor hun weigering om op dit aanbod van geïntimeerde in te gaan.
[invoeging, CvS]"


Omdat het compensatieaanbod ongegrond van de hand is gewezen, heeft appellant niet voldaan aan zijn schadebeperkingsplicht. De schade had kunnen worden voorkomen, als appellant het aanbod van geïntimeerde had aanvaard. Het hof kent hem daarom geen schadevergoeding toe.

Beschouwing
Eenieder die schade lijdt ten gevolge van het toerekenbaar onrechtmatig handelen van een ander, heeft recht op schadevergoeding (artikel 6:162 lid 1 BW). De benadeelde partij heeft echter ook de plicht om de schade zoveel mogelijk te beperken. De gedachte hierachter is dat een benadeelde geen aanspraak kan maken op schadevergoeding, voor zover de schade het gevolg is van een omstandigheid die aan hemzelf te wijten is (artikel 6:101 lid 1 BW). Van ‘eigen schuld’ is sprake indien de benadeelde zich anders heeft gedragen dan een redelijk mens onder de gegeven omstandigheden zou hebben gedaan (Vergelijk Parl. Gesch. BW Boek 6 1990, p. 350-351).

In de onderhavige procedure zijn door appellant onvoldoende argumenten aangevoerd waarom de aangeboden maïs hem niet schadeloos zouden stellen. De verschillende argumenten konden de weigering van het aanbod niet rechtvaardigen of zijn in voldoende mate weerlegd door geïntimeerde. Appellant had de aangeboden maïs dus (als redelijk handelend mens) moeten aanvaarden. Omdat het (mede) aan appellant zelf te wijten is dat hij zijn voorraad veevoer moest aanvullen, komt hem geen schadevergoeding toe.

Conclusie
Een schadeveroorzakende partij kan de schadelijke gevolgen van zijn onrechtmatig handelen beperken door een redelijk en onderbouwd compensatieaanbod te doen. Mogelijk is een benadeelde partij echter dermate verbolgen over hetgeen is voorgevallen, dat hij op geen enkele manier wenst samen te werken met de veroorzaker van de schade. Hij is daartoe in het algemeen ook niet verplicht, maar deze houding kan wel invloed hebben op de hoogte van de schadevergoeding. Het is niet ondenkbaar dat hij zijn recht op schadevergoeding geheel verliest, zoals aan de orde was in de onderhavige procedure. De benadeelde partij doet er daarom goed aan eerst zijn juridische positie in te schatten, alvorens hij een aanbod van de hand wijst.

Heeft u vragen over een agrarisch probleem, neem dan contact op met Coen van Schaijk.