1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Afschaffing VAR uitgesteld

Afschaffing VAR uitgesteld

Staatssecretaris Wiebes heeft op 19 oktober 2015 bekendgemaakt meer tijd uit te willen trekken voor een ‘ soepele invoering’  van de Wet Deregulering Beoordeling Arbeidsrelaties (Wet DBA). Het wetsvoorstel ging eerder uit van een streefdatum voor inwerkingtreding per 1 januari 2016. De staatssecretaris heeft nu laten weten hier meer tijd voor nodig te hebben en heeft de streefdatum verplaatst naar 1 april 2016. Daarnaast wordt een implementatietermijn tot 1 januari 2017 aangehouden. Dat houdt...
Leestijd 
Auteur artikel Melanie Breedveld (uit dienst)
Gepubliceerd 21 oktober 2015
Laatst gewijzigd 16 april 2018
Staatssecretaris Wiebes heeft op 19 oktober 2015 bekendgemaakt meer tijd uit te willen trekken voor een ‘ soepele invoering’  van de Wet Deregulering Beoordeling Arbeidsrelaties (Wet DBA). Het wetsvoorstel ging eerder uit van een streefdatum voor inwerkingtreding per 1 januari 2016. De staatssecretaris heeft nu laten weten hier meer tijd voor nodig te hebben en heeft de streefdatum verplaatst naar 1 april 2016. Daarnaast wordt een implementatietermijn tot 1 januari 2017 aangehouden. Dat houdt in dat alle opdrachtgevers en opdrachtnemers tot die datum de tijd krijgen om zo nodig hun werkwijze aan te passen. Het wetsvoorstel heeft geen terugwerkende kracht, dus tot op het moment van inwerkingtreding van de wet blijft de vrijwarende werking van de VAR voor de opdrachtgever bestaan.

Alternatief

De wet DBA moet een goed alternatief bieden voor de VAR. Op 25 september 2015 heeft de staatssecretaris een memorie van antwoord bij het wetsvoorstel bekendgemaakt aan de Eerste Kamer. Daarin was al een nadere uitleg gegeven over de afschaffing van de VAR. Het wetsvoorstel beoogt de balans te herstellen in de verantwoordelijkheden van opdrachtgevers en opdrachtnemers. Daarnaast wordt met het wetsvoorstel beoogd de handhavingsmogelijkheden van de fiscus te verbeteren. Die zijn er met het huidige systeem van een VAR niet of nauwelijks, aldus de staatssecretaris. Waar de VAR suggereert duidelijkheid te verschaffen over de fiscale status van de opdrachtnemer, creëert de VAR eigenlijk alleen maar een schijnzekerheid. Daar komt dan nog eens bij dat in de praktijk feiten en omstandigheden ook regelmatig afwijken van wat in de aanvraag VAR is opgenomen. In eerste instantie was de staatssecretaris van plan om de VAR te laten vervangen door een Beschikking Geen Loonheffingen (BGL). Dat wetsvoorstel is omgebogen naar het wetsvoorstel DBA, wat nu echter weer aan “on hold” lijkt te worden gezet.

 

Duidelijkheid

Als de wet DBA wordt ingevoerd, komt daarmee de VAR te vervallen. Om dan toch de relatie tussen opdrachtgevers en opdrachtnemers te kunnen kwalificeren en daarmee dus ook duidelijkheid voor partijen te verschaffen, moet er worden gewerkt met een systeem van (voorbeeld) overeenkomsten die door de Belastingdienst zijn beoordeeld. De aan de Belastingdienst voorgelegde overeenkomsten zien op welke wijze een opdrachtgever en opdrachtnemer hun arbeidsrelatie willen vormgeven buiten een dienstbetrekking om. Het is natuurlijk goed mogelijk dat opdrachtgevers en opdrachtnemers met elkaar samenwerken zonder dat dit ook leidt tot een arbeidsovereenkomst. Het doel van het wetsvoorstel is om de balans in de verantwoordelijkheden tussen opdrachtgever en opdrachtnemer te verbeteren waar het gaat om het beoordelen van de fiscale kwalificatie van hun arbeidsrelatie. Hierdoor wordt de wetgeving op het gebied van de loonheffingen beter handhaafbaar, aldus de staatssecretaris. Het wetsvoorstel strekt ertoe voortaan op een andere wijze duidelijkheid vooraf te geven over de vraag of een arbeidsrelatie al dan niet kwalificeert als een dienstbetrekking. Daarnaast beoogt het wetsvoorstel duidelijkheid te geven over de vraag of er een verplichting bestaat tot het afdragen of voldoen van loonheffingen.

 

Voorbeeldovereenkomsten

Waar nu een VAR volstaat, is het de bedoeling dat straks gewerkt wordt met voorbeeldovereenkomsten. Deze voorbeeldovereenkomsten beogen ‘op efficiënte wijze zekerheid te bieden voor grotere groepen’ . Eerder bestond het streven om rond deze tijd ruim 20 voorbeeldovereenkomsten te hebben gepubliceerd. In de praktijk is dit nog maar mondjesmaat gebeurd, wat een van de redenen is om de inwerkingtreding van de wet DBA te temporiseren. Immers alleen het afschaffen van de VAR is niet voldoende. Er moet natuurlijk wel iets voor in de plaats komen dat voor de praktijk voldoende zekerheid biedt. Niet voor alle opdrachtgevers en opdrachtnemers is immers evident hoe het arbeidsrecht in hun situatie moet worden uitgelegd als de VAR wordt afgeschaft. Om hier meer zekerheid in te kunnen bieden heeft de staatssecretaris meer tijd nodig. Meer tijd om met de verschillende betrokken organisaties een transitieplan voor een soepele invoering vorm te geven, meer tijd om opdrachtgevers en opdrachtnemers in de gelegenheid te stellen hun werkwijze aan te passen en daarbij te voorzien in voorbeeldovereenkomsten of modelovereenkomsten.

 

Hoewel de vraag gesteld kan worden of de wet DBA wel echt een verbetering met zich meebrengt, bestaat toch wel de indruk dat de VAR geen heel lang leven meer is beschoren. Dat betekent ook dat opdrachtgevers er verstandig aan doen om nu alvast vooruit te lopen op de invoering van de wet DBA en daarbij ook nieuwe contracten met opdrachtnemers vorm te geven aan de hand van (tenminste) de modelovereenkomst zoals die door de staatssecretaris beschikbaar is gesteld. Tegelijkertijd met de Kamerbrief van 19 oktober 2015 is ook een voorbeeld van een algemene modelovereenkomst beschikbaar gesteld door de Belastingdienst. Die modelovereenkomst is opgesteld in samenwerking met VNO-NCW / MKB-Nederland. De overeenkomst kan worden gebruikt in situaties waarin werkgeversgezag ontbreekt. Als er wordt gewerkt volgens die modelovereenkomst is er dus geen sprake van een echte dienstbetrekking en bestaat er dus geen verplichting loonheffingen af te dragen of te voldoen. Let wel, de zekerheid geldt alleen als partijen in de praktijk handelen overeenkomstig hetgeen zij hebben afgesproken in de modelovereenkomst op grond waarvan geen sprake is van een (fictieve) dienstbetrekking. In de feitelijk gehanteerde overeenkomst moet ook worden verwezen naar de modelovereenkomst met het door de Belastingdienst toegekende nummer van het beoordeelde model.

 

Compliance

Verwijst de overeenkomst niet naar (het juiste nummer van de) modelovereenkomst, dan kan hieraan geen vertrouwen worden ontleend dat er geen loonheffingen hoeven te worden afgedragen of voldaan. Dit vergt voor de praktijk de nodige alertheid om de overeenkomsten die worden gebruikt nu echt eens tegen het licht te houden en in lijn te brengen met nieuwe, toekomstige wetgeving. Compliant handelen is dus van belang.