1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Bedrijfsopvolging en (mede)pacht

Bedrijfsopvolging en (mede)pacht

In de uitspraak van 24 mei 2016 heeft de pachtkamer van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden geoordeeld dat de zoon van pachter aangemerkt kan worden als medepachter op grond van artikel 7:364 BW. Daarbij is van belang dat de zoon een hoog opleidingsniveau heeft, enkele jaren fulltime ervaring heeft in het goedlopend agrarisch bedrijf van zijn vader, maar ook bijstand heeft van zijn vader, de buurman en zijn moeder.FeitenPachter is een vader van 59 jaar oud en exploiteert samen met zijn echtgeno...
Leestijd 
Auteur artikel Dirkzwager
Gepubliceerd 21 september 2016
Laatst gewijzigd 25 april 2024

In de uitspraak van 24 mei 2016 heeft de pachtkamer van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden geoordeeld dat de zoon van pachter aangemerkt kan worden als medepachter op grond van artikel 7:364 BW. Daarbij is van belang dat de zoon een hoog opleidingsniveau heeft, enkele jaren fulltime ervaring heeft in het goedlopend agrarisch bedrijf van zijn vader, maar ook bijstand heeft van zijn vader, de buurman en zijn moeder.

 

Feiten
Pachter is een vader van 59 jaar oud en exploiteert samen met zijn echtgenoot en zijn zoon een akkerbouwbedrijf in maatschapsvorm. De zoon is 28 jaar oud en in 2012 afgestudeerd aan de universiteit van Wageningen. Vanaf 2012 werkt zoon volledig met zijn ouders in het akkerbouwbedrijf.

 

Naast een hoeve met cultuurgrond pacht vader, grijs gepachte grond en teeltpacht. Tevens is er een samenwerkingsverband met de buurman, waarbij eveneens een groot gedeelte grond wordt gepacht. In 2012 heeft vader de verpachter verzocht zijn zoon aan te merken als medepachter. Daarop heeft de verpachter afwijzend gereageerd. Reden voor vader en zoon om een procedure te starten met als vordering het aanmerken van zoon als medepachter.

 

Oordeel rechtbank
In eerste aanleg heeft de pachtkamer bij vonnis van 11 april 2014 de vordering tot medepachter afgewezen. De reden daartoe was dat de pachtkamer vond dat zoon niet voldeed aan de eisen die aan een beoogd medepachter gesteld mogen worden.

 

De criteria van artikel 7:636 lid 3 – 8 BW zijn van overeenkomstige toepassing op deze vordering. Een voorgestelde medepachter dient weliswaar tezamen met de oorspronkelijke pachter het gepachte te exploiteren, maar moet tot een zelfstandige bedrijfsexploitatie zo nodig wel in staat zijn.

 

Vader en zoon gaan in hoger beroep tegen het vonnis van 11 april 2014.

 

Oordeel gerechtshof
Het gerechtshof oordeelt anders. Op grond van het dossier, het besprokene ter zitting en de indrukken die daar van de beoogde medepachter zijn gekregen, ziet het gerechtshof voldoende aanknopingspunten zoon als medepachter aan te merken.

 

Overwogen wordt dat zoon academisch opgeleid is. Hij heeft kennis van planten, veredeling, consumentengedrag en marketing. Deze kennis komt van pas, aangezien het bedrijf zich wil richten naar de vraag van consumenten. Ook wil het akkerbouwbedrijf het pootaardappelsegment verder ontwikkelen. Door het opleidingsniveau wordt zoon in staat geacht snel nieuwe kennis en vaardigheden eigen te maken. Bovendien heeft zoon drie teeltseizoenen volledig meegedraaid, waarvan hij het laatste seizoen een zelfstandige verantwoordelijkheid droeg voor de teelt en verkoop van de pootaardappelen. Dit betreft het grootste segment van het bedrijf. Volgens zijn vader heeft zoon over het geheel genomen een goed resultaat bereikt.

 

Het akkerbouwbedrijf is ongeveer 110 hectare en een gezond en voldoende groot bedrijf. Bovendien is er al 40 jaar een intense samenwerking met de buurman. Beide bedrijven hebben dezelfde werkwijze en over en weer kan de bedrijfsvoering onmiddellijk overgenomen worden. Mocht vader (onverhoopt) wegvallen, dan wordt zoon in staat geacht het akkerbouwbedrijf zelfstandig te leiden. Hierbij speelt mee dat hij kan terugvallen op advies en hulp van de buurman en zijn moeder.

 

Hoewel de vordering in eerste aanleg is ingesteld vanwege de beoogde investering in een bewaarloods en de financieringsreden zijn belang heeft verloren, zijn er thans kenbare belangen bij de vordering tot medepacht. Zoon is beoogd bedrijfsopvolger en zijn positie als medepachter geeft hem zekerheid voor de toekomst. Verder is er belang bij behoud van het gepachte voor het bedrijf als vader in de toekomst geleidelijk zal terugtreden. Niet ondenkbaar is dan immers zonder medepachterschap van zoon, dat vader alsdan als tekortkoming verweten wordt het gepachte niet persoonlijk te gebruiken.

 

Het gerechtshof ziet aldus voldoende reden om de vordering tot medepacht toe te wijzen.

 

Conclusie
Een pachter mag derden inzetten bij de exploitatie van het gepachte. Wel moet pachter daarbij de dagelijkse leiding over die exploitatie behouden. Als een pachter het bedrijf aan de nieuwe generatie wenst over te dragen, moet voorkomen worden dat hij met verpachter in een geschil verwikkeld raakt. Immers het persoonlijk gebruik van het gepachte lijkt een probleem bij de bedrijfsopvolging door zoon of dochter. Hierbij is het figuur van medepacht interessant. Een pachter die geleidelijk het bedrijf aan zijn zoon of dochter overlaat voorkomt dan hieromtrent problemen met de verpachter. Het advies is tijdig de (juridische) situatie rondom de pachtcontracten te (laten) bestuderen.