1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Beheersverordening getoetst; gevolgen van de onverbindend verklaring

Beheersverordening getoetst; gevolgen van de onverbindend verklaring

De Afdeling toetst in deze uitspraak van 10 januari 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:53) een beheersverordening en laat zich uit over de gevolgen van het onverbindend verklaren van (delen van) ervan. Het gaat in deze zaak om een geweigerde omgevingsvergunning voor de realisatie van een stacaravan op een camping wegens strijd met de beheersverordening. Appellant - de camping - stelt dat de beheersverordening onverbindend moet worden verklaard, omdat daarin ten opzichte van het voorheen vigerende bestemm...
Leestijd 
Auteur artikel Bart de Haan
Gepubliceerd 17 januari 2018
Laatst gewijzigd 16 april 2018
De Afdeling toetst in deze uitspraak van 10 januari 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:53) een beheersverordening en laat zich uit over de gevolgen van het onverbindend verklaren van (delen van) ervan. Het gaat in deze zaak om een geweigerde omgevingsvergunning voor de realisatie van een stacaravan op een camping wegens strijd met de beheersverordening. Appellant - de camping - stelt dat de beheersverordening onverbindend moet worden verklaard, omdat daarin ten opzichte van het voorheen vigerende bestemmingsplan een beperking van de bebouwingsmogelijkheden is doorgevoerd.

De beheersverordening
De Afdeling overweegt dat de beheersverordening bedoeld is om voor gebieden met een lage ruimtelijke dynamiek te kunnen voorzien in een passende planologische bescherming. Dit betekent niet dat er geen enkele ontwikkeling in een dergelijk gebied mag plaatsvinden, maar dat ten opzichte van het bestaande gebruik ten tijde van de vaststelling van de beheersverordening in beperkte mate ruimtelijke ontwikkelingen zijn toegestaan die ook op grond van het voorheen geldende regime reeds waren toegestaan.
Het beperken van gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden is ook toegestaan, maar dan moet het gaan om in het bestemmingsplan opgenomen, onbenutte uitbreidings- en gebruiksmogelijkheden. De gemeenteraad kan hiervoor kiezen als deze planologische mogelijkheden jarenlang niet zijn benut en deze niet langer in overeenstemming worden geacht met een goede ruimtelijke ordening.

Toetsing van de beheersverordening
De Afdeling toetst of de beheersverordening aan deze criteria voldoet.

De gemeenteraad heeft bij het vaststellen van de bouwmogelijkheden in de beheersverordening aansluiting gezocht bij de bouwmogelijkheden in één van de voorheen voor de camping geldende bestemmingsplannen. De Afdeling stelt vast dat deze bouwmogelijkheden zijn beperkt.

Ten eerste is de definitie van ‘stacaravan’ beperkter dan die in het voorgaande bestemmingsplan.
In de beheersverordening is namelijk opgenomen dat de stacaravan moet zijn voorzien van een as-/wielstelsel en dissel, moet zijn voort te bewegen als aanhanger en ook te allen tijde mobiel te maken moet zijn. In het bestemmingsplan stond echter slechts dat ‘een stacaravan als zodanig niet zelfstandig achter een gemotoriseerd voertuig over de openbare weg mag worden voortbewogen en voor zodanig vervoer ook niet is uitgerust’.

Ten tweede waren in het voorgaande bestemmingsplan geen maximale afmetingen opgenomen. Dit betekent volgens de Afdeling niet dat er in de beheersverordening geen beperking aan de maximale afmetingen kan worden gesteld. In de beheersverordening zijn een maximale breedte van 4,5 meter en een oppervlakte van 35 m² opgenomen, maar de Afdeling stelt dat in de toelichting bij de beheersverordening niet gemotiveerd is dat er in het bestemmingsplan van werd uitgegaan dat een stacaravan niet langer geschikt was om te worden vervoerd indien deze breder was dan 4,5 meter en een grotere oppervlakte had dan 35 m². Daarbij neemt de Afdeling ook in aanmerking dat de gemeenteraad bij het opstellen van de beheersverordening een oppervlakte van 55 m² nog heeft aangemerkt als een oppervlakte waarbij de stacaravan nog geschikt is om te worden vervoerd.

De Afdeling concludeert dat sprake is van een beperking van de bouwmogelijkheden en dat niet is gebleken dat het daarbij gaat om in het bestemmingsplan opgenomen, maar onbenutte uitbreidings- en gebruiksmogelijkheden. De beheersverordening is om die reden dan ook in strijd met artikel 3.38 lid 1 Wro. De Afdeling verklaart de beheersverordening onverbindend.

Gevolgen van de onverbindend verklaring
Vervolgens overweegt de Afdeling dat de onverbindend verklaring tot gevolg heeft dat de beheersverordening van aanvang af niet heeft gebonden en niet in werking is getreden als bedoeld in artikel 3.39 lid 1 Wro. Gelet hierop heeft het in dezelfde bepaling opgenomen rechtsgevolg, namelijk het vervallen van het (aan de beheersverordening voorafgaande) bestemmingsplan, zich wat het perceel betreft niet voorgedaan. Voor de beantwoording van de vraag welke bouwmogelijkheden bestaan, moet worden teruggevallen op dat bestemmingsplan.

Heeft u vragen over beheersverordeningen of bestemmingsplannen? Neem dan contact op met Bart de Haan.