1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Beoordelingsruimte welstandstoets afhankelijk van mate van detail bestemmingsplan

Beoordelingsruimte welstandstoets afhankelijk van mate van detail bestemmingsplan

Bij de beoordeling van een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor bouwen kan het college van burgemeester en wethouders advies vragen aan de welstandscommissie of de Stadsbouwmeester. De beoordelingsruimte van het college – en van de welstandsadviseur – is afhankelijk van de mate waarin de bebouwingsmogelijkheden in het bestemmingsplan zijn uitgewerkt.
Leestijd 
Auteur artikel Tessa Hubregtse
Gepubliceerd 04 juni 2021
Laatst gewijzigd 05 juli 2021

Wat speelde er?

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Enschede heeft in 2018 geweigerd om een omgevingsvergunning te verlenen voor de bouw van 24 zogeheten rugzakwoningen. Aan die weigering lag een advies van de Stadsbouwmeester ten grondslag. Hij had in zijn advies onder meer aangegeven dat de positionering van de bouwblokken in stedenbouwkundig opzicht niet past in de omgeving. Daarbij heeft hij twee stedenbouwkundige concepten voorgesteld die wel denkbaar waren.

Zowel de bezwaarschriftencommissie als de rechtbank oordeelde dat de Stadsbouwmeester de grenzen van het toetsingskader voor welstand te buiten was gegaan. Het advies van de Stadsbouwmeester en het welstandsoordeel van het college zouden de planologische bouwmogelijkheden uit het bestemmingsplan belemmeren. Nu in het bestemmingsplan geen beperkingen zijn opgenomen met betrekking tot de positionering van de bouwblokken binnen het bouwvlak, zou uit het oogpunt van welstand niet een zo vergaande voorwaarde aan de positionering van de bebouwing kunnen worden gesteld.

In een uitspraak van 26 mei 2021 (ECLI:NL:RVS:2021:1099) heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State de eerdere uitspraak van de rechtbank vernietigd.

Beoordelingsruimte afhankelijk van mate van detaillering in bestemmingsplan

In beginsel heeft de welstandsadviseur zich bij de welstandstoets te richten naar de bouwmogelijkheden die het bestemmingsplan biedt of de bouwmogelijkheden waarvoor het college een afwijkingsvergunning wil verlenen.

De Afdeling overweegt in haar uitspraak het volgende:

"4.2. (…) Naarmate het bestemmingsplan meer keuze laat tussen verschillende mogelijkheden om een bouwplan te realiseren, heeft het college - met inachtneming van de uitgangspunten van het bestemmingsplan - meer beoordelingsruimte om in het kader van de welstandstoets een ter beoordeling voorliggend bouwplan in strijd met redelijke eisen van welstand te achten zonder dat dat oordeel geacht moet worden te leiden tot een belemmering van de verwezenlijking van de bouwmogelijkheden die het bestemmingsplan biedt. Indien echter uit de voorschriften en de systematiek van het bestemmingsplan volgt dat zulk een keuze niet of slechts in beperkte mate aanwezig is - met name indien de bebouwingsmogelijkheden daarin gedetailleerd zijn aangegeven - vormt die opzet bij de welstandstoets een dwingend gegeven. In dat geval wordt de grens van de welstandstoets eerder overschreden."

Het hangt dus af van de mate van detaillering van de bebouwingsmogelijkheden in het bestemmingsplan, hoeveel beoordelingsruimte het college – en de welstandsadviseur – heeft bij het uitvoeren van de welstandstoets. Als het bestemmingsplan tot in detail voorschrijft aan welke eisen een bouwwerk moet voldoen, dan laat dit het college weinig ruimte om daarvan af te wijken bij de welstandstoets. Zijn er in het bestemmingsplan weinig regels opgenomen over de bebouwingsmogelijkheden, zoals in Enschede het geval was, dan heeft het college meer beoordelingsvrijheid bij de toets of het bouwwerk in strijd is met de redelijke eisen van welstand.

Nu in het bestemmingsplan geen voorschriften waren opgenomen over de positionering van bebouwing, had de rechtbank volgens de Afdeling niet mogen oordelen dat de Stadsbouwmeester buiten de grenzen van de welstandsbeoordeling was getreden en dat het college zijn advies niet aan het besluit ten grondslag had mogen leggen.

Het college had de initiatiefnemer ook niet in de gelegenheid hoeven stellen om zijn aanvraag te wijzigen of aan te vullen, omdat de wijziging van de positionering van de woningen niet zou kunnen worden aangemerkt als wijziging van ondergeschikte aard. In dat geval is een nieuwe aanvraag op zijn plaats.

Heeft u vragen met betrekking tot uw bouwplan of over de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt? Neem contact op met Tessa Hubregtse.