1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Bescherming van gedetacheerd personeel binnen concernverband

Bescherming van gedetacheerd personeel binnen concernverband

Op 21 oktober 2010 heeft het Hof van Justitie EG uitspraak gedaan over de vraag of permanent gedetacheerde werknemers binnen concernverband mee overgaan in geval van overgang van (een onderdeel van) een onderneming. Volgens het Hof van Justitie is de Europese richtlijn betreffende de bescherming van werknemers bij overgang van onderneming ook aan de orde bij een concern waarvan één van de juridische entiteiten fungeert als centrale werkgever en zijn werknemers detacheert bij verschillende wer...
Leestijd 
Auteur artikel Melanie Breedveld (uit dienst)
Gepubliceerd 21 oktober 2010
Laatst gewijzigd 16 april 2018
Op 21 oktober 2010 heeft het Hof van Justitie EG uitspraak gedaan over de vraag of permanent gedetacheerde werknemers binnen concernverband mee overgaan in geval van overgang van (een onderdeel van) een onderneming. Volgens het Hof van Justitie is de Europese richtlijn betreffende de bescherming van werknemers bij overgang van onderneming ook aan de orde bij een concern waarvan één van de juridische entiteiten fungeert als centrale werkgever en zijn werknemers detacheert bij verschillende werkmaatschappijen, waarbij de overgang van de activiteiten van een werkmaatschappij van dat concern naar een vennootschap buiten datzelfde concern plaatsvindt.

In het Burgerlijk Wetboek is in artikel 7:663 bepaald dat de rechten en verplichtingen die voor een vervreemder voortvloeien uit de op het tijdstip van de overgang bestaande arbeidsovereenkomst tussen hem en een daar werkzame werknemer van rechtswege op de verkrijger overgaan bij overgang van onderneming. Deze wettelijke bepaling vloeit ook voort uit de Europese richtlijn.

De (juridische) vraag die centraal stond in de procedure waar het Hof van Justitie nu uitspraak in heeft gedaan, had betrekking op het navolgende. Binnen Heineken International, een Nederlands concern van bierproducenten, is al het personeel in dienst van Heineken Nederlands Beheer B.V. (personeels-BV). Deze vennootschap fungeert als centrale werkgever en detacheert het personeel bij de afzonderlijke werkmaatschappijen van het Heineken-concern in Nederland, waaronder bij Heineken Nederland B.V. In 2005 zijn de door de werkmaatschappij Heineken Nederland B.V. uitgeoefende cateringactiviteiten krachtens een overeenkomst overgedragen aan een andere onderneming, Albron. De heer Roest, formeel in dienst van de personeels-BV Heineken Nederlands Beheer B.V. in de functie van medewerker van de afdeling catering, is in 2005 bij Albron in dienst getreden op basis van een nieuw contract tegen andere arbeidsvoorwaarden. De heer Roest en de vakvereniging FNV Bondgenoten hebben vervolgens de kantonrechter gevraagd vast te stellen dat de heer Roest in 2005 ten gevolge van de overgang van onderneming van rechtswege in dienst is getreden van Albron en dus voor hem zijn oude Heineken-arbeidsvoorwaarden gehandhaafd zouden blijven.

Hierover bestond discussie omdat de heer Roest niet (formeel) in dienst was bij de onderneming Heineken Nederland, waar de cateringactiviteiten waren ondergebracht en die de activiteiten in 2005 had overgedragen aan Albron. De heer Roest was in dienst bij de personeelsvennootschap van Heineken. Aan het criterium dat de rechten en verplichtingen die op dat tijdstip voortvloeien uit de arbeidsovereenkomst van rechtswege overgaan op de verkrijger, was in formele zin dus niet voldaan. Tussen de werkmaatschappij en de heer Roest bestond geen formeel dienstverband.

De kantonrechter had in 2006 de heer Roest en FNV Bondgenoten in het gelijk gesteld, in het hoger beroep bij het Gerechtshof Amsterdam werden zogenoemde prejudiciële vragen gesteld aan het Hof van Justitie EG. In antwoord op die vragen gaat het Hof van Justitie ervan uit dat het vereiste dat op het moment van de overgang sprake moet zijn van hetzij een arbeidsovereenkomst, hetzij een arbeidsbetrekking, tot de gedachte leidt dat een contractuele band met de vervreemder niet in alle omstandigheden vereist is om werknemers aanspraak te geven op de bescherming van de Europese richtlijn. In de context zoals bij Heineken aan de orde was, staat de Europese richtlijn er dus niet aan in de weg dat de niet-contractuele werkgever (de werkmaatschappij) waarbij de werknemers permanent zijn te werk gesteld eveneens kan worden beschouwd als een vervreemder in de zin van de overgang van ondernemer.

De medewerkers die in dienst zijn bij de personeels-b.v. maar feitelijk structureel te werk gesteld zijn bij een van de werkmaatschappijen binnen datzelfde concern, genieten dezelfde rechten bij een overgang van onderneming als de werknemers die wel rechtstreeks bij de werkmaatschappij/vervreemder in dienst zijn.