1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Bestuursrechter gaat om: niet langer ambtshalve toetsing tijdigheid voorgaande rechtsmiddelen

Bestuursrechter gaat om: niet langer ambtshalve toetsing tijdigheid voorgaande rechtsmiddelen

Op 9 juli 2021 heeft een gemengde kamer, met daarin de presidenten van de CRvB en de CBb, en de voorzitter van de ABRvS, geoordeeld dat de bestuursrechter vanaf nu niet langer meer ambtshalve toetst of voorgaande rechtsmiddelen tijdig zijn ingesteld.
Leestijd 
Auteur artikel Ilona Termaat
Gepubliceerd 09 juli 2021
Laatst gewijzigd 09 juli 2021

Bestuursrechter komt terug van vaste rechtspraak

Voorheen toetste de bestuursrechter ambtshalve of eerdere rechtsmiddelen (zoals bezwaar en beroep) tijdig waren ingesteld. Van die vaste rechtspraak komt de Centrale Raad van Beroep in een gemengde kamer op 9 juli 2021 (ECLI:NL:CRVB:2021:1500) terug. In de gemengde kamer namen de presidenten van de Centrale Raad van Beroep en het College van Beroep voor het bedrijfsleven en de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State plaats. Deze uitspraak heeft dus gevolgen over de gehele linie van de bestuursrechtspraak.

In de uitspraak wordt bevestigd dat de regels over tijdigheid van bezwaar- en beroepschriften dwingend van aard zijn. De instantie die over zo’n bezwaar- of beroepschrift oordeelt, moet de tijdigheid beoordelen en het rechtsmiddel niet-ontvankelijk verklaren als er sprake is van een niet-verschoonbare termijnoverschrijding. Maar in daaropvolgende procedures zal de bestuursrechter niet meer ambtshalve oordelen over de tijdigheid van rechtsmiddelen in voorgaande procedures:

4.4. Als het bestuursorgaan ondanks het feit dat niet tijdig bezwaar is gemaakt toch een inhoudelijk besluit neemt en de belanghebbende tot wie de beslissing op bezwaar is gericht daarna beroep instelt tegen dat besluit, dan vergt zijn rechtszekerheid dat hem niet door de bestuursrechter, ambtshalve of op initiatief van het bestuursorgaan, wordt tegengeworpen dat het bezwaar niet tijdig was. Belanghebbende derden kunnen (wel) in beroep aanvoeren dat het bestuursorgaan het bezwaar in strijd met de toepasselijke wettelijke bepalingen ontvankelijk heeft geacht en dus ten onrechte een inhoudelijk besluit heeft genomen. Op die manier kan ook hun rechtszekerheid worden gewaarborgd.

 4.5. Het voorgaande is van overeenkomstige toepassing op de beoordeling van de tijdigheid van het beroep bij de bestuursrechter. De bestuursrechter is gehouden de tijdigheid van het bij hem ingestelde rechtsmiddel te beoordelen. In hoger beroep wordt niet (meer) ambtshalve beoordeeld of het beroep of het bezwaar tijdig was. Wel kan het bestuursorgaan of de belanghebbende in hoger beroep aanvoeren dat de rechtbank het beroep in strijd met de toepasselijke wettelijke bepalingen ontvankelijk heeft geacht.

 4.6. De Raad zal voortaan het uitgangspunt hanteren dat de bestuursrechter de tijdigheid van bezwaar niet ambtshalve behoort te beoordelen. Dit betekent dat de rechtbank het bij het bestuursorgaan ingediende bezwaar niet ambtshalve wegens termijnoverschrijding alsnog niet-ontvankelijk mag verklaren. De Raad past dit uitgangspunt ook toe in lopende zaken tegen uitspraken van de rechtbank. In overeenstemming hiermee wordt in hoger beroep niet langer ambtshalve beoordeeld of het beroep bij de rechtbank tijdig was.

Oftewel: als een bestuursorgaan op een te laat ingediend bezwaarschrift een inhoudelijk besluit heeft genomen, oordeelt de bestuursrechter in beroep niet langer ambtshalve dat het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard had moeten worden. De rechter in hoger beroep oordeelt ook niet meer ambtshalve of het beroepschrift tijdig is ingediend.

Deze uitspraak heeft gevolgen voor lopende procedures: het nieuwe uitgangspunt wordt per direct door bestuursrechters gehanteerd.

Tot slot

Heeft u naar aanleiding van deze uitspraak vragen? Neem dan contact op met Joske Hagelaars of Ilona Termaat, advocaten Overheid & Vastgoed bij Dirkzwager.