1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Binnenplans afwijken mag niet leiden tot een planologisch relevante wijziging van de bestemming

Binnenplans afwijken mag niet leiden tot een planologisch relevante wijziging van de bestemming

Ondanks de beleidsvrijheid die de gemeenteraad heeft bij het vaststellen van een bestemmingsplan moet hij toch goed opletten. De mogelijkheden om flexibiliteit te bieden door het opnemen van een binnenplanse ontheffingsbevoegdheid zijn niet onbegrensd.
Leestijd 
Auteur artikel Bart de Haan
Gepubliceerd 28 juni 2018
Laatst gewijzigd 28 juni 2018

In een uitspraak van de Afdeling van 13 juni 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:1955) heeft de Afdeling geoordeeld over een omgevingsvergunning voor het in afwijking van het bestemmingsplan gebruiken van een pand in Schiedam als hotel. Op grond van het bestemmingsplan ‘Binnenstad 2014’ gold op het perceel de bestemming ‘Gemengd 6’. Binnen deze bestemming is het toegestaan om het pand te gebruiken voor ‘wonen’ en een ‘ bed and breakfast’ met maximaal vier kamers.


In het bestemmingsplan was ook bepaald dat het pand, onder voorwaarden en na verlening van een omgevingsvergunning, zou mogen worden gebruikt als hotel. De vergunninghouder heeft een omgevingsvergunning gekregen om het pand te gebruiken als een hotel met zeventien kamers.


Appellanten betogen dat de planregel die burgemeester en wethouders de bevoegdheid geeft om door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning toestemming te geven voor het gebruik van het pand als hotel onverbindend is.

De Afdeling overweegt dat de bevoegdheid om een omgevingsvergunning te verlenen voor het gebruik als hotel zijn grondslag vindt in artikel 3.6 lid 1 aanhef en onder c van de Wro. Voor het bij wijze van exceptieve toetsing buiten toepassing laten van een planregel wegens strijd met artikel 3.6 lid 1 aanhef en onder c van de Wro is slechts plaats indien die planregel een wijziging van het gebruik mogelijk maakt die leidt tot een planologisch relevante wijziging van de bestemming, dan wel indien die bepaling voorziet in een afwijkingsmogelijkheid zonder enige beperking (ABRvS 6 december 2017 ECLI:NL:RVS:2017:3358).


Van het ontbreken van een objectieve begrenzing van de binnenplanse afwijkingsbevoegdheid
was geen sprake, omdat aan de toepassing ervan wel degelijk voorwaarden waren verbonden. Vervolgens beoordeelt de Afdeling of met het gebruik als hotel sprake is van een planologisch relevante wijziging van de bestemming. Dat is afhankelijk van het antwoord op de vraag of de bestaande bestemming realiseerbaar blijft na realisering van de afwijking (ABRvS 2 juli 2012; ECLI:NL:RVS:2012:BX1011). Om dat te bepalen is relevant welk gebruik op grond van de doeleindenomschrijving van de bestemming is toegestaan en komt betekenis toe aan de aard, omvang en ruimtelijke uitstraling van de wijziging.


De Afdeling stelt vervolgens vast dat het pand binnen de bestemming ‘Gemengd 6’ geheel mag worden gebruikt voor wonen met daarnaast maximaal vier kamers bed and breakfast. De Afdeling overweegt dan:


“Dit betekent dat een groot deel van het pand alleen voor wonen mag worden gebruikt. Hoewel het gebruik als hotel in het verlengde ligt van een bed and breakfast, het verschaft immers logies per nacht, staat het wel in de weg aan het gebruik van het pand voor wonen. Dit gebruik blijft na realisering van het hotel niet meer realiseerbaar zodat de bestemming ‘Gemengd 6’ niet meer realiseerbaar is. Verder is de aard van een hotel met zeventien kamers degelijk anders dan een woonfunctie. Ook de ruimtelijke uitstraling van een hotel met zeventien kamers is anders dan de ruimtelijke uitstraling van een woonfunctie met vier kamers voor bed and breakfast. Zo brengt een hotel meer aanloop van bezoekers en verkeersbewegingen met zich. Bovendien vinden meer laad- en losactiviteiten plaats”.


Ondanks het feit dat op het eerste oog zou kunnen worden gedacht dat de combinatie van het planologisch toegestane gebruik voor ‘wonen’ en ‘bed en breakfast’ maakt dat het gebruik als hotel niet kwalificeert als een planologisch relevante wijziging van de bestemming, oordeelt de Afdeling anders. De Afdeling vindt daarbij van overwegend belang dat het gehele pand voor wonen kon worden gebruik en dat die woonfunctie met de realisatie van het hotel niet meer kon worden uitgeoefend.


Dit betekent overigens niet dat in geheel geen vergunning kan worden verleend voor de afwijking van het bestemmingsplan. De Afdeling maakt ten slotte namelijk duidelijk dat alsnog vergunning kan worden verleend met toepassing van de kruimelgevallenregeling (artikel 4, onderdeel 9 van bijlage II van het Bor). Ook daarvoor geldt een reguliere procedure, zodat alsnog snel tot vergunningverlening op de juiste grondslag kan worden gekomen.

Heeft u vragen over omgevingsvergunningen of bestemmingsplannen? Neemt u dan contact op met Bart de Haan.