1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. De betekenis van 1 januari 2012 voor de verjaring van erfdienstbaarheden

De betekenis van 1 januari 2012 voor de verjaring van erfdienstbaarheden

Per 1 januari 1992 is het Burgerlijk Wetboek (BW) gewijzigd ten aanzien van verjaringskwesties. Waar voorheen een termijn gold van 30 jaar voordat aanspraak kon worden gemaakt op bevrijdende verjaring, werd dit na deze wijziging ‘slechts’ 20 jaar. Situaties waarin reeds sprake was van bezit door een ander dan de eigenaar liepen echter gewoon onder deze nieuwe regelgeving. Ten aanzien van verjaring van eigendomsvorderingen veranderde de wetswijziging dus weinig aan de reeds bestaande juridisc...
Leestijd 
Auteur artikel Dirkzwager
Gepubliceerd 20 december 2011
Laatst gewijzigd 16 april 2018
Per 1 januari 1992 is het Burgerlijk Wetboek (BW) gewijzigd ten aanzien van verjaringskwesties. Waar voorheen een termijn gold van 30 jaar voordat aanspraak kon worden gemaakt op bevrijdende verjaring, werd dit na deze wijziging ‘slechts’ 20 jaar. Situaties waarin reeds sprake was van bezit door een ander dan de eigenaar liepen echter gewoon onder deze nieuwe regelgeving. Ten aanzien van verjaring van eigendomsvorderingen veranderde de wetswijziging dus weinig aan de reeds bestaande juridische situatie. Ten aanzien van de verjaring van erfdienstbaarheden hebben de data 1 januari 1992 en 1 januari 2012 een bijzondere betekenis, die hierna zal worden toegelicht.

Erfdienstbaarheid
Maar eerst: wat is een erfdienstbaarheid precies? Kort samengevat is dit een recht dat verbonden is aan erf A (het heersende erf), dat een beperking oplevert van het eigendomsrecht ten aanzien van erf B (het dienende erf). De gebruiker van erf A heeft op grond van de erfdienstbaarheid het recht om het gebruik van erf B door de eigenaar te beperken. Dit kan in verschillende vormen gebeuren; denk aan het recht om zich op erf B te begeven (overpad), het recht over erf B te bouwen (overbouw), het recht dat niet op erf B mag worden gebouwd (licht en uitzicht).

Ontstaansvormen
Een erfdienstbaarheid ontstaat doorgaans wanneer twee partijen hier afspraken over maken en deze afspraken door de inschrijving van een notariele akte in het kadaster worden vastgelegd (vestiging van een erfdienstbaarheid). Een erfdienstbaarheid kan op grond van artikel 5:72 BW echter ook door verjaring ontstaan. Dit houdt in dat een gebruik dat als erfdienstbaarheid is te kwalificeren zonder afspraken te maken van rechtswege ontstaat en dus kan worden ingeschreven door de notaris. Noodzakelijk is dat naar verkeersopvatting wordt beoordeeld dat er sprake is van bezit van een erfdienstbaarheid. De rechtsvordering die de eigenaar heeft, namelijk die van het beëindigen van het gepretendeerde recht, verjaart op grond van artikel 3:306 BW na verloop van een periode van 20 jaar.
Vóór 1 januari 1992 was hiervoor mede vereist dat het gebruik voortdurend en zichtbaar was. Het gebruik van een stuk grond door hierover te lopen of een voertuig te parkeren kan met regelmaat plaatsvinden maar is niet voortdurend en is evenmin altijd zichtbaar voor buitenstaanders. Een recht van overpad kon dus bijna per definitie niet door verjaring ontstaan. Het vereiste van de voortdurendheid en zichtbaarheid is per 1 januari 1992 uit het Burgerlijk Wetboek verdwenen. Een erfdienstbaarheid, in de vorm van een recht van overpad, zal na deze datum dus sneller kunnen worden aangenomen. Ten aanzien van gebruik dat te kwalificeren is als een recht van overpad kan op dat moment (1 januari 1992) dus een verjaringstermijn van 20 jaar zijn gaan lopen, welke derhalve op zijn vroegst afloopt op 1 januari 2012. Het betreft alle situaties die zijn aangevangen op of voor 1 januari 1992. Het betreft dus gebruikssituaties die vele decennia bestonden maar waar onder het oude BW geen verjaring kon bestaan. Al deze situaties kunnen mits wordt voldaan aan de vereisten onder het nieuwe BW voor het eerst verjaren op 1 januari 2012.

Conclusie
Voor eigenaren van grond is 31 december 2011 het laatste moment waarop het gebruik van grond dat kan worden gekwalificeerd als een erfdienstbaarheid, en dat is aangevangen op of voor 1 januari 1992, kan worden gestuit. Deze stuiting dient overeenkomstig de stuiting van ongewenst bezit te geschieden. Voor uitleg over deze stuiting verwijs ik naar mijn artikel elders op deze kennispagina.

Het is dus van groot belang dat er voor 1 januari 2012 een stuitingsbrief door de gebruiker is ontvangen waarin uitdrukkelijk wordt tegengesproken dat er een erfdienstbaarheid in de vorm van een recht van overpad bestaat. Zodoende kan een inhoudelijke discussie worden voorkomen. Wanneer een geschil ontstaat over de inhoud van de brief moet immers geconcludeerd worden dat er geen sprake kan zijn van verjaring omdat de rechtsfiguur verjaring van een recht van overpad op het moment van verzending van de brief nog geen 20 jaar mogelijk was. Het is dan uiteraard onmogelijk dat aan de verjaringstermijn van 20 jaar is voldaan.

Voor verdere informatie kunt u uiteraard contact met mij opnemen.