1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. De gevolgen en complicaties bij een termijnoverschrijding van de bestemmingsplanprocedure

De gevolgen en complicaties bij een termijnoverschrijding van de bestemmingsplanprocedure

Bestemmingsplanprocedures duren in de praktijk vaak langer dan wettelijk is toegestaan. Dat heeft grote gevolgen voor een initiatiefnemer. De beoogde ontwikkeling is planologisch nog niet mogelijk en er kunnen nog geen omgevingsvergunningen worden verleend voor het gewenste initiatief. Voor sommige projecten, bijvoorbeeld de realisatie van zonneparken, kan vertraging in de ruimtelijke spoor ook grote gevolgen hebben voor het kunnen verkrijgen van een subsidie voor Stimulering Duurzame Energieproductie (SDE). In het verlengde hiervan rijst de vraag wat er juridisch kan worden ondernomen als een wettelijke beslistermijn wordt overschreden? Een uitspraak van 6 februari 2019 van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State geeft hiervan een goede illustratie.
Leestijd 
Auteur artikel Jasper Molenaar
Gepubliceerd 14 februari 2019
Laatst gewijzigd 14 februari 2019

Ingebrekestelling en beroep
In voornoemde uitspraak (ECLI:NL:RVS:2019:338) heeft de raad van de gemeente Haren (thans: Groningen) het ontwerpbestemmingsplan “Buitengebied Haren” op 26 mei 2016 ter inzage gelegd. Dit ontwerp is opgesteld om het buitengebied van actuele regels voor bouwen en gebruik te voorzien. Een eigenaar van een perceel verzoekt de raad in een zienswijze om de agrarische bestemming van zijn grond te herstemmen voor wonen en de bouw van circa 40 woningen toe te staan. Op 29 januari 2018 heeft de raad verklaard dat een bestemmingsplan wordt voorbereid voor het buitengebied. Er is op dat moment dus nog steeds geen bestemmingsplan vastgesteld. Op 20 februari 2018 heeft de betreffende eigenaar de raad schriftelijk in gebreke gesteld en op 8 maart 2018 heeft hij beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. In november 2018 heeft de raad het ontwerpbestemmingsplan ingetrokken. Wellicht met het oog op het inmiddels aanhangig gemaakte beroep bij de Afdeling.

Beroep is niet onredelijk laat ingediend
De raad neemt het standpunt in dat het beroep niet-ontvankelijk is, omdat het beroep onredelijk laat zou zijn ingediend. De betreffende eigenaar heeft sinds het verstrijken van de beslistermijn van 12 weken na de terinzagelegging van het bestemmingsplan volgens de raad nimmer contact gezocht met de gemeente over de voortgang van de procedure. De Afdeling constateert dat de raad binnen twaalf weken na de termijn van terinzagelegging omtrent de vaststelling van het bestemmingsplan had moeten beslissen. Dat heeft de raad niet gedaan. Tussen het verstrijken van de beslistermijn en het instellen van beroep zit een tijdsverloop van 18 maanden. Voor de beoordeling van de vraag of het beroep onredelijk laat is ingediend (artikel 6:12 lid 4  Awb) is het van belang om vast te stellen of de betreffende eigenaar op het moment dat hij beroep instelde redelijkerwijs nog een besluit van de raad mocht verwachten. De Afdeling is van oordeel dat dit het geval is. Het beroep is daarom niet onredelijk laat ingediend. Hierbij betrekt de Afdeling dat uit het voorbereidingsbesluit van 29 januari 2018 mocht worden afgeleid dat de raad nog steeds van plan was om een besluit omtrent de vaststelling van het bestemmingsplan te gaan nemen.

Niet tijdig nemen van een besluit
De raad stelt dat de besluitvorming door verschillende oorzaken is vertraagd en vanwege de gemeentelijke herindeling met Groningen en Ten Boer ook enige tijd heeft stilgelegen. De raad heeft ter zitting erkend dat hij ten tijde van het nemen van het voorbereidingsbesluit de intentie had om het bestemmingsplan ook daadwerkelijk vast te stellen. Ter zitting is door de raad toegelicht dat de gemeente Groningen er op heeft aangedrongen om te wachten met het nemen van een besluit omdat het plan veel fouten zou bevatten. Volgens de raad is het bestemmingsplan nu wegens de opgelopen vertraging en nieuw verworven inzichten niet meer actueel. Er is volgens de raad tijd nodig om het bestemmingsplan op een zorgvuldige wijze voor te bereiden en een weloverwogen besluit te nemen.

Intrekking ontwerp ontslaat de raad niet van zijn verplichting om een besluit te nemen
De Afdeling oordeelt allereerst dat uit artikel 3.8 lid 1 onder e Wro niet volgt dat na intrekking van het ontwerpbestemmingsplan geen besluit meer hoeft te worden genomen. Gezien het feit dat de raad niet binnen twee weken nadat hij in gebreke is gesteld alsnog een besluit heeft genomen verklaart de Afdeling het beroep gegrond. De Afdeling draagt de raad op straffe van een dwangsom van € 100,-- per dag met een maximim van € 15.000,-- op om uiterlijk op 1 mei 2019 alsnog een besluit bekend te maken, voor zover dit betrekking heeft op het perceel van de betreffende eigenaar. Daarbij merkt de Afdeling op dat een dergelijk besluit ook kan inhouden dat het bestemmingsplan niet wordt vastgesteld. Bij de vaststelling van de hiervoor genoemde termijn heeft de Afdeling rekening gehouden met het vergaderschema van de raad.

Commentaar
In deze uitspraak blijkt duidelijk welke rechtsbescherming bestaat in geval van termijnoverschrijding van de bestemmingsplanprocedure. Het is natuurlijk afhankelijk van de omstandigheden van het geval of een beroep wegens niet tijdig beslissen een opportuun instrument is om een doorbraak te forceren. Er zijn uiteraard ook situaties dat een gemeente in beginsel medewerking wenst te verlenen aan een iniatief, maar dat er wegens bestuurlijke redenen of externe factoren meer tijd nodig is. Een beroep wegens niet tijdig beslissen zou in een dergelijke situatie ook averechts kunnen werken. Het kan, zo blijkt ook letterlijk uit deze uitspraak, ook leiden tot een weigering. De uitspraak bevestigt in dat kader wel dat gemeentelijke herindelingen en andere bestuurlijke of politieke redenen geen rechtsvaardiging zijn voor overschrijding van de beslistermijn.

Wilt u als iniatiefnemer of gemeente meer weten hoe om te gaan met bestemmingsplannen en (mogelijke) overschrijding van de daaraan gekoppelde termijnen? Neem contact op met Jasper Molenaar.