1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. De opzegging van een kredietrelatie en de zorgplicht van een bank

De opzegging van een kredietrelatie en de zorgplicht van een bank

Een kredietrelatie kan door een bank in beginsel te allen tijde worden opgezegd, maar niet willekeurig. Banken hebben een bijzondere zorgplicht ten opzichte van hun cliënten en ook ten opzichte van derden met wier belangen zij rekening behoren te houden. De eisen van redelijkheid en billijkheid in combinatie met de omstandigheden van het geval kunnen meebrengen dat opzegging alleen tot een rechtsgeldige beëindiging van een kredietrelatie leidt, indien een voldoende zwaarwegende grond voor opz...
Leestijd 
Auteur artikel Dirkzwager
Gepubliceerd 19 mei 2014
Laatst gewijzigd 16 april 2018
Een kredietrelatie kan door een bank in beginsel te allen tijde worden opgezegd, maar niet willekeurig. Banken hebben een bijzondere zorgplicht ten opzichte van hun cliënten en ook ten opzichte van derden met wier belangen zij rekening behoren te houden. De eisen van redelijkheid en billijkheid in combinatie met de omstandigheden van het geval kunnen meebrengen dat opzegging alleen tot een rechtsgeldige beëindiging van een kredietrelatie leidt, indien een voldoende zwaarwegende grond voor opzegging bestaat. Gezien in dat licht moet de zorgplicht van een bank ten minste voldoen aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit.

In de uitspraak van de Rechtbank Gelderland van 26 maart 2014 kwam de vraag aan de orde of de Rabobank de financiering van een groep die zich bezighield met de exploitatie van horecaondernemingen, rechtsgeldig mocht beëindigen. Partijen waren in 2007 een kredietrelatie met elkaar aangegaan en in juni 2009 waren er onder aanvullende voorwaarden twee extra financieringen verstrekt. Vervolgens heeft de groep zonder medeweten van de bank twee horecaondernemingen aangekocht, zonder overleg en in strijd met de aanvullende financieringsvoorwaarden een nieuw kassasysteem ter waarde van € 750.000,- aangeschaft en was er sprake van een juridisch geschil waar de bank niet van op de hoogte was. De groep liep het risico veroordeeld worden tot betaling van 2 miljoen Euro. In combinatie met een dalende omzet, oplopende kosten, ernstige liquiditeitsproblemen, achterstallige betalingen, een negatief bedrijfsresultaat en een sterk gedaald eigen vermogen, was dit aanleiding voor de bank om haar financiële belang in de groep af te bouwen en de financieringsovereenkomsten uit juni 2009 op te zeggen. Uiteindelijk heeft de bank in augustus 2011 de gehele kredietrelatie opgezegd.

De groep had haar informatieverplichting tegenover de bank geschonden en hieraan werd extra gewicht toegekend omdat de groep al enige tijd met een verslechterende financiële positie en een toenemende financieringsbehoefte te maken had. Door haar handelswijze was de groep niet meer als een betrouwbaar kredietnemer te beschouwen. De Rechtbank Gelderland is van oordeel dat de Rabobank de financieringsovereenkomst mocht opzeggen en ook later in de op dat moment nog voortdurende kredietrelatie heeft de bank geen misbruik gemaakt van haar positie. De gevolgen van de opzegging van de kredietrelatie kunnen daarom niet aan de bank worden tegengeworpen. Toen vervolgens in 2011 de crediteurendruk aanzienlijk opliep en zelfs discontinuïteit niet kon worden uitgesloten, kon gelet op al hetgeen tussen partijen was voorgevallen, de bank haar vertrouwen in de groep terecht geschonden achten en mocht zij de risico’s van de financiering te zwaar achten. De opzegtermijn van 15 maanden gaf de groep ruimschoots de gelegenheid om alternatieve financiering te vinden. Kortom, de Rabobank is niet toerekenbaar tekortgeschoten noch heeft zij onrechtmatig gehandeld. Daarom is de Rabobank niet aansprakelijk voor enige schade geleden door de groep ten gevolge van het opzeggen van de afzonderlijke financieringsovereenkomsten en later de gehele kredietrelatie.

Uit het feitencomplex van deze uitspraak blijkt eens te meer hoe ernstig de situatie moet zijn voordat een bank de kredietrelatie zal opzeggen en ook zal mogen opzeggen. Ook de ondernemer zelf en hoe hij zich opstelt richting de bank, speelt hierbij een belangrijke rol. Een bank moet zich altijd redelijk opstellen richting een onderneming, ook in het geval er sterke twijfels rijzen over de continuïteit van de onderneming. Doorgaans wordt vanaf dat moment het dossier overgedragen aan de afdeling ‘Bijzonder Beheer’ en worden er aanvullende eisen gesteld aan de financiering. Een bank mag echter ook in een dergelijk geval niet te snel of te lichtvaardig terugbetaling eisen van de geleende gelden. Wel dient de ondernemer te blijven voldoen aan de verzoeken van Bijzonder Beheer wanneer het gaat om informatie en financiële gegevens. Doet u dit niet, dan wordt het risico op opzegging van de kredietovereenkomst een stuk reëler. Meer informatie over de situatie dat uw dossier bij Bijzonder Beheer terecht komt is te vinden in het artikel “Hoe belandt u bij bijzonder beheer, wat moet u dan doen en hoe komt u er uit?” van de heer mr. C. Diks in BV Rendement 4-2014, p. 6.

Door Christien Beernink, advocaat Ondernemingsrecht