1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. De regresvordering van de rechtsopvolger van de borgsteller (1)

De regresvordering van de rechtsopvolger van de borgsteller

Op grond van artikel 7:866 BW heeft een borgsteller voor het gehele bedrag dat hij aan hoofdsom, rente en kosten aan de schuldeiser van de schuldenaar heeft moeten voldoen, een regresvordering op de hoofdschuldenaar. De kwestie dat een borgsteller het door haar betaalde bedrag terugvorderde van de schuldenaar, kwam aan de orde in de uitspraak van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 1 juli 2014.Appellante is de rechtsopvolger van Interbrew Nederland N.V., welke onder meer bier leverde aan Gra...
Leestijd 
Auteur artikel Dirkzwager
Gepubliceerd 04 juli 2014
Laatst gewijzigd 16 april 2018
Op grond van artikel 7:866 BW heeft een borgsteller voor het gehele bedrag dat hij aan hoofdsom, rente en kosten aan de schuldeiser van de schuldenaar heeft moeten voldoen, een regresvordering op de hoofdschuldenaar. De kwestie dat een borgsteller het door haar betaalde bedrag terugvorderde van de schuldenaar, kwam aan de orde in de uitspraak van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 1 juli 2014.

Appellante is de rechtsopvolger van Interbrew Nederland N.V., welke onder meer bier leverde aan Grand Café De Volle Maen. Voor de exploitatie van dit café werd een ruimte gehuurd en Interbrew had zich voor het café borg gesteld jegens de verhuurder. Er is een geschil ontstaan tussen het café en de verhuurder, waarna Inbev als rechtsopvolger van Interbrew werd aangesproken uit hoofde van haar borgstelling. Inbev heeft het bedrag ad € 5.444,73 aan de verhuurder betaald. In de onderhavige procedure werd dit bedrag teruggevorderd van het café.

Het Gerechtshof overweegt dat op grond van artikel 7:866 BW voor de vordering van de borgsteller verzuim van de schuldenaar niet vereist is. Daarnaast heeft het café in rechte erkend dat Interbrew zich borg had gesteld jegens de verhuurder en eveneens staat vast dat Inbev de rechtsopvolger is van Interbrew. Het café stelt dat Inbev niet of niet op goede gronden is aangesproken uit hoofde van de borgstelling. Omdat het café echter geen inzicht heeft gegeven in het geschil met de verhuurder, heeft zij onvoldoende betwist dat zij een schuld had aan de verhuurder. Het moet dan ook worden aangenomen dat Inbev gehouden was om uit hoofde van haar borgstelling de vordering van de verhuurder te voldoen. Daardoor heeft Inbev een regresvordering gekregen op het café ter hoogte van het door haar betaalde bedrag. Onder aftrek van reeds door het café aan Inbev betaalde bedragen, wordt het café veroordeeld om het bedrag ad € 4.655,09 aan Inbev te voldoen.

De vordering van Inbev tot vergoeding van de wettelijke handelsrente wordt afgewezen. Een regresvordering in verband met een borgstelling kan niet worden aangemerkt als een vordering uit hoofde van een handelsovereenkomst. Om die reden wordt enkel de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW toegewezen vanaf de dag van de dagvaarding.

Door Christien Beernink, advocaat Ondernemingsrecht.