1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. De reikwijdte van het geitenverbod in de Omgevingsverordening Gelderland: de Afdeling legt uit!

De reikwijdte van het geitenverbod in de Omgevingsverordening Gelderland: de Afdeling legt uit!

In een recente uitspraak heeft de Afdeling zich uitgelaten over de vraag of een aanvraag voor uitbreiding van het aantal geiten in strijd was met een verbod in de Omgevingsverordening Gelderland. De Afdeling heeft hierbij uitleg gegeven over hoe dit verbod in elkaar zit en wanneer de uitzondering hierop van toepassing is. Ook is zij ingegaan op de verhouding met de melding uit artikel 1.10 Activiteitenbesluit.
Leestijd 
Auteur artikel Tessa Hubregtse
Gepubliceerd 05 mei 2023
Laatst gewijzigd 10 mei 2023

Geitenverbod in Omgevingsverordening

Provinciale Staten van de Provincie Gelderland hebben op 30 augustus 2017 een voorbereidingsbesluit genomen op grond waarvan het een half jaar niet was toegestaan om een landbouwbedrijf te veranderen in een geitenhouderij of om het aantal geiten op een geitenhouderij te vergroten. Dit ‘geitenverbod’ is vervolgens per 1 januari 2018 opgenomen in artikel 2.34 van de Omgevingsverordening Gelderland. Het luidt (voor zover relevant) als volgt:

1. Het is verboden om:
a. een geitenhouderij te vestigen;
b. een veehouderijbedrijf of een veehouderijtak met andere landbouwhuisdieren geheel of gedeeltelijk te wijzigen in een geitenhouderij;
c. het aantal geiten dat op een bestaande geitenhouderij wordt gehouden te vergroten;
d. de oppervlakte van een dierenverblijf voor geiten te vergroten, tenzij het vergunde, dan wel gemelde aantal geiten aantoonbaar niet groeit;
e. een dierenverblijf voor een geitenhouderij op te richten en een gebouw of gronden voor het houden van geiten in gebruik te nemen;
f. bouwwerken of gronden tijdelijk te gebruiken voor een geitenhouderij.
2. Dit verbod is niet van toepassing voor zover voor die activiteit op 30 augustus 2017:
a. een ontvankelijke melding als bedoeld in artikel 1.10 van het Activiteitenbesluit bij het bevoegd gezag is ingediend; of
b. een ontvankelijke aanvraag om een omgevingsvergunning bij het bevoegd gezag is ingediend, tenzij de aanvraag ziet op een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

Appellante heeft een veehouderij en wenst een deel van de vleeseenden te vervangen door opfokgeiten. Hiervoor heeft zij in december 2017 een melding gedaan op grond van artikel 1.10 van het Activiteitenbesluit milieubeheer en in mei 2018 een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning beperkte milieutoets voor het houden van 600 geiten. 
Het college van burgemeester en wethouders heeft geweigerd om de omgevingsvergunning te verlenen vanwege strijd met het verbod uit artikel 2.34 van de Omgevingsverordening. Volgens het college was het niet mogelijk om van dat verbod af te wijken. De rechtbank heeft het college hierin gelijk gegeven, maar het besluit om een andere reden alsnog vernietigd. Uiteindelijk liggen de uitspraak van de rechtbank en het nieuwe besluit op de aanvraag (buitenbehandelingstelling) voor bij de Afdeling (ECLI:NL:RVS:2023:1660). De geitenhouder is van mening dat geen sprake is van strijd met de Omgevingsverordening, omdat zij al sinds mei 2017 (voor inwerkingtreding van het verbod) geiten hield en dus geen sprake was van een nieuwe geitenhouderij. 

Uitleg geitenverbod

De Afdeling overweegt dat het verbod in de Omgevingsverordening toelaat dat een bestaande geitenhouderij in dezelfde omvang wordt voortgezet. Partijen zijn het erover eens dat appellante vóór de inwerkingtreding van het geitenverbod al 503 geiten hield en dat dit was toegestaan op grond van het bestemmingsplan. Hierbij is volgens de Afdeling niet van belang dat nog geen melding Activiteitenbesluit was gedaan, omdat uit de tekst van het verbod (artikel 2.34 lid 1 sub c) en het oogmerk van de Omgevingsverordening – een goede ruimtelijke ordening – niet volgt dat pas sprake is van een ‘bestaande’ geitenhouderij als aan alle mogelijke regels (zoals ruimtelijke ordening én milieu) is voldaan. 

Uitzondering van toepassing?

De melding Activiteitenbesluit is wel relevant bij het bepalen of een van de uitzonderingen van toepassing is. In het tweede lid van artikel 2.34 van de Omgevingsverordening is overgangsrecht opgenomen voor situaties waarbij vóór de inwerkingtreding van het geitenverbod al sprake was van een voldoende concreet initiatief tot uitbreiding van een geitenhouderij. Daarvan is sprake als vóór inwerkingtreding van het verbod een ontvankelijke melding Activiteitenbesluit of aanvraag omgevingsvergunning is ingediend. 
De Afdeling is van oordeel dat de aanvraag om een omgevingsvergunning voor 600 geiten in strijd is met artikel 2.34 Omgevingsverordening. Hoewel het houden van 503 geiten in overeenstemming is met het bestemmingsplan, is de vergroting van het aantal naar 600 op grond van het verbod uit artikel 2.34 lid 1 niet toegestaan. De uitzondering op het verbod, opgenomen in artikel 2.34  lid 2 van de Omgevingsverordening is niet van toepassing, omdat de melding én de aanvraag om een omgevingsvergunning ‘beperkte milieutoets’ dateren van na inwerkingtreding van het verbod. 

Betekenis melding artikel 1.10 Activiteitenbesluit

 

Tot slot gaat de Afdeling nog in op het betoog van appellante dat de rechtbank het geitenverbod onverbindend had moeten verklaren of buiten toepassing had moeten laten, omdat het kennelijk onredelijk zou zijn om in artikel 2.34 Omgevingsverordening te verwijzen naar artikel 1.10 Activiteitenbesluit, nu deze melding niet bijdraagt aan een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling overweegt als volgt: 
 
“7.1.    Het klopt dat de melding betekenis heeft voor de uitzondering op het verbod in artikel 2.34, tweede lid, van de Omgevingsverordening 2018. Die melding wordt gebruikt voor de beoordeling of voor de inwerkingtreding van het verbod al sprake was van een voldoende concreet initiatief tot uitbreiding van een geitenhouderij. Dat wil zeggen dat de melding dus alleen dient om te kunnen zien of een initiatiefnemer extra geiten wilde gaan houden. De Afdeling ziet geen grond voor het oordeel dat dit het systeem van de Wabo doorkruist. Daarnaast staat het Provinciale Staten in beginsel vrij om een criterium te kiezen voor de uitzondering op het verbod om geiten te houden.”
 
Het is goed dat de Afdeling enige duidelijkheid heeft geschapen over de reikwijdte van het Gelderse geitenverbod, aangezien daarover in de praktijk nogal wat vragen over bestaan.
 
Heeft u vragen over de uitbreiding van een bedrijf of de uitleg van een provinciale omgevingsverordening, neem dan contact op met Tessa Hubregtse of Bart de Haan