1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. De verplaatsing van een in Nederland gevestigd Europees hoofdkantoor: hoeveel rechten heeft de Nederlandse ondernemingsraad?

De verplaatsing van een in Nederland gevestigd Europees hoofdkantoor: hoeveel rechten heeft de Nederlandse ondernemingsraad?

De verplaatsing van het Europese hoofdkantoor van Sabic naar Amsterdam ondanks negatief advies van lokale ondernemingsraden roept vragen op over de invloed van lokale medezeggenschap in een internationale context. Ondanks beperkte invloed op strategische besluiten, bleek de inbreng van de Nederlandse ondernemingsraad cruciaal voor de randvoorwaarden van de uitvoering. Dit artikel onderzoekt de delicate balans tussen lokale inspraak en mondiale bedrijfsbeslissingen, en de impact op werknemersbelangen.
Leestijd 
Auteur artikel Tom Vandeginste
Gepubliceerd 26 april 2024
Laatst gewijzigd 26 april 2024

De aanleiding

Het Europese hoofdkwartier van Sabic, een mondiaal petrochemisch concern, bevindt zich in Sittard. Het Europese management team van Sabic besluit om dit Europese hoofdkantoor te verplaatsen naar Amsterdam, ondanks een negatief advies van de Europese ondernemingsraad. Als gevolg van dit besluit was de Nederlandse Sabic onderneming Sittard voornemens om het Europese hoofdkantoor daar te sluiten. De arbeidsplaatsen van de werknemers zouden worden verplaatst, deels naar het nieuwe hoofdkantoor in Amsterdam en deels naar het Chemelot terrein in Geleen (nabij Sittard). Het besluit om het Europese hoofdkantoor te verplaatsen naar Amsterdam zou ook gevolgen hebben voor een aantal werknemers werkzaam bij de Sabic vestiging in Bergen op Zoom. De ondernemer in Bergen op Zoom was daarom voornemens om de arbeidsplaatsen van een aantal werknemers werkzaam op die vestiging te verplaatsten naar Amsterdam.

De Nederlandse ondernemers verzoeken afzonderlijk aan de ondernemingsraad bij hun onderneming om te adviseren over deze voorgenomen besluiten op de voet van artikel 25 lid 1 onder e en f van de Wet op de ondernemingsraden (WOR). De ondernemingsraden adviseren hierover negatief. De Nederlandse ondernemingen besloten niettemin tot sluiting van het Europese hoofdkantoor in Sittard en de verplaatsing van een deel van de werkplekken naar Amsterdam. Daarop stapten de ondernemingsraden naar de ondernemingskamer van het Gerechtshof Amsterdam met het verzoek om te oordelen dat Sabic in redelijkheid niet tot deze besluiten had kunnen komen en deze moest intrekken.

De ondernemingsraad Sittard beriep zich er onder meer op dat zijn advies niet van wezenlijke invloed had kunnen zijn op het besluit om het Europese hoofdkantoor in Sittard te sluiten en te verplaatsen. Dat besluit was immers genomen op Europees niveau als onderdeel van de internationale strategie van Sabic, tegen het advies van de Europese ondernemingsraad in. Bovendien was de ondernemingsraad te laat betrokken in het besluitvormingstraject, zodat de adviezen ook om die reden geen wezenlijke invloed meer hadden.

Het oordeel

De ondernemingskamer oordeelde dat de beslisruimte voor de Nederlandse ondernemingen inderdaad beperkt was bij het besluit om het Europese hoofdkantoor te verplaatsen naar Amsterdam. Toch hadden de adviezen van de ondernemingsraden wezenlijke invloed gehad op de besluitvorming door de Nederlandse ondernemingen over de sluiting van het kantoor Sittard en de verplaatsing van de arbeidsplaatsen. Die invloed ging niet zover dat daarmee de sluiting van het hoofdkantoor in Sittard kon worden voorkomen. Voor die strategische beslissing had Sabic voldoende beweegredenen aangevoerd, inhoudend dat het belangrijk werd gevonden dat het Europese hoofdkantoor zich in een toonaangevende Europese stad bevindt met een internationale cultuur en internationale en nationale infrastructuur. Een ondernemer heeft volgens de ondernemingskamer in beginsel een ruime vrijheid om een dergelijke keuze voor de locatie van een hoofdkantoor te maken.

De adviezen van de ondernemingsraden hadden volgens de ondernemingskamer echter wel wezenlijke invloed op de randvoorwaarden waaronder die sluiting en verplaatsing van de arbeidsplaatsen zou plaatsvinden. De door de ondernemingsraden gedane suggesties en geuite bezwaren hadden geleid tot aanpassingen in de definitieve besluiten wat betreft de personele gevolgen. Zo waren bepaalde vergoedingen verhoogd, werd reistijd alsnog als werktijd aangemerkt, mocht in bepaalde functies op 2 locaties worden gewerkt met een beperkte (5x per maand) verplichting om op de locatie Amsterdam te werken en werd een verbeterde vetrekregeling voorgesteld voor degenen die niet mee wensten te gaan.

Het gerechtshof overwoog dat de ondernemingsraden inderdaad te laat waren betrokken bij dit proces. Maar die onvolkomenheid was gerepareerd, doordat de ondernemingsraden vervolgens intensief waren betrokken bij en geïnformeerd over de voorgenomen besluiten. Het medezeggenschapstraject was daarmee (per saldo) toch van voldoende kwaliteit.

Conclusies

De invloed van de Nederlandse ondernemingsraad op besluiten die binnen een concern op een hoger internationaal niveau worden genomen, kan beperkt zijn. Ook als die besluiten ingrijpende gevolgen hebben voor Nederlandse werknemers. Daar is deze zaak een voorbeeld van.

Op zich is dat te begrijpen, omdat ook de Nederlandse ondernemer maar beperkte invloed kan hebben op dergelijke besluiten. De Nederlandse ondernemingsraad heeft echter wel een adviesrecht ten aanzien van dergelijke besluiten. Dat adviesrecht geeft de ondernemingsraad wellicht niet de mogelijkheid om het gehele besluit tegen te houden. Wel geeft dat adviesrecht de ondernemingsraad invloed op de voor de betrokken werknemers belangrijke randvoorwaarden die bij een dergelijk besluit zullen gelden.

Als aan bepaalde voorwaarden is voldaan, kan een Nederlandse ondernemingsraad een beroep doen op het leerstuk van het medeondernemerschap. Daarvan is kort gezegd onder meer sprake als binnen een concern een hogere onderneming (moedermaatschappij) een adviesplichtig besluit neemt dat ernstig ingrijpt in de Nederlandse onderneming. Dat kan ook een buitenlandse moedermaatschappij zijn. In dat geval moet die moedermaatschappij zelf advies vragen aan de Nederlandse ondernemingsraad. De vraag is echter of dat in dit geval veel verschil zou hebben gemaakt. De ondernemingskamer overweegt namelijk dat de ondernemer een grote vrijheid heeft om te besluiten tot verplaatsing van een hoofdkantoor en dat Sabic daar voldoende beweegredenen voor heeft.

Het zal in deze zaak voor de betrokken ondernemingsraden onbevredigend voelen dat er vanuit de medezeggenschap nauwelijks enige invloed was op de strategische keuze om het hoofdkantoor te verplaatsen naar Amsterdam. Daar ging het de ondernemingsraad immers om.

Uiteraard is vereist dat de ondernemer de ondernemingsraad tijdig bij de besluitvorming betrekt en om advies vraagt. Maar zelfs als de ondernemer daarmee in aanvang te laat is, kan de ondernemer dat repareren door de ondernemingsraad alsnog intensief te betrekken bij en te informeren over de besluitvorming.

Dat de randvoorwaarden door de invloed van de ondernemingsraad zijn verbeterd is objectief bezien wellicht een mooi resultaat maar zal voelen als een pleister op een wond. Zie uitspraak: ECLI:NL:GHAMS:2024:519.