In een uitspraak van 27 juni 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:2125) heeft de Afdeling uitspraak gedaan in een procedure tussen een ambachtelijke bierbrouwer in spe en het college van burgemeester en wethouders van Heemskerk over de weigering om een omgevingsvergunning te verlenen voor de vestiging van een ambachtelijke bierbrouwerij aan huis.
Het college had de omgevingsvergunning geweigerd en weigering ook in de beslissing op bezwaar gehandhaafd, waarna de rechtbank de beslissing op bezwaar vernietigde. De reden: volgens de rechtbank had het college ten onrechte het standpunt ingenomen dat de aanvraag in strijd was met het ten tijde van het primaire besluit geldende bestemmingsplan ‘Heemskerkerduin en Noorddorp 2009’. De rechtsgevolgen van de beslissing op bezwaar werden wel in stand gelaten omdat de aanvraag wél in strijd was met het ten tijde van de beslissing op bezwaar geldende bestemmingsplan ‘Heemskerk Buitengebied 2015’.
Het college was het niet eens met het oordeel van de rechtbank dat de aanvraag aanvankelijk niet in strijd was met het bestemmingsplan ‘Heemskerkerduin en Noorddorp 2009’ en ging in incidenteel beroep.
De Afdeling oordeelt echter dat de bierbrouwerij past binnen de woonbestemming in dat bestemmingsplan, omdat binnen die bestemming onder voorwaarden ook aan huis verbonden bedrijven zijn toegelaten en de bierbrouwerij kwalificeert als aan huis verbonden bedrijf. Dat kan de bierbrouwer echter niet baten, omdat de rechtbank wel terecht heeft geoordeeld dat de aanvraag ten tijde van de beslissing op bezwaar in strijd was met het toen geldende nieuwe bestemmingsplan ‘Heemskerk Buitengebied 2015’.
Vervolgens beroept de bierbrouwer zich op jurisprudentie van de Afdeling, waarin een uitzondering ia aangenomen op het uitgangspunt dat het recht moet worden toegepast, zoals dat geldt ten tijde van de beslissing op bezwaar.
“Bij de heroverweging in bezwaar op grond van artikel 7:11, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht geldt als hoofdregel dat het recht moet worden toegepast zoals dat op dat moment geldt. Slechts onder bijzondere omstandigheden kan aanleiding bestaan om een uitzondering op dit uitgangspunt te maken. Volgens vast jurisprudentie bestaat inzake over de verlening van een bouwomgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a van de Wabo aanleiding voor een uitzondering, indien ten tijde van de indiening van de aanvraag het bouwplan in overeenstemming was met het toen geldende bestemmingsplan en er op dat moment geen voorbereidingsbesluit van kracht was noch een ontwerp voor een nieuw bestemmingsplan ter inzage was gelegd waarmee het bouwplan in strijd was. In dat geval moet het besluit op bezwaar aan het ten tijde van de indiening van de aanvraag geldende bestemmingsplan worden getoetst (zie onder meer de uitspraak van 22 maart 2018, ECLI:NL:RVS:2017:741).”
Volgens de Afdeling heeft deze jurisprudentie betrekking op de situatie dat een bouwvergunning (artikel 2.1 lid 1 onder a van de Wabo) is aangevraagd, maar mist deze jurisprudentie betekenis voor de situatie waarin de aanvraag betrekking heeft op gebruik in afwijking van het bestemmingsplan (artikel 2.1 lid 1 onder c van de Wabo). Met andere woorden, in de beslissing op bezwaar is terecht getoetst aan het toen geldende nieuwe bestemmingsplan.
Toetsing van de aanvraag aan het oude bestemmingsplan had de bierbrouwer ook niets opgeleverd, want dat had alleen maar kunnen leiden tot weigering, omdat er geen omgevingsvergunning voor het aangevraagde gebruik nodig was. Zo’n weigering had de bierbrouwer evenwel geen toestemming opgeleverd voor het gebruik als ambachtelijke bierbrouwerij in afwijking van het inmiddels in werking getreden nieuwe bestemmingsplan.
Conclusie
De bierbrouwer heeft al zijn energie gestoken in een vergunningprocedure, waarin de slotsom was dat hij aanvankelijk helemaal geen vergunning nodig had voor de exploitatie van de ambachtelijke bierbrouwerij aan huis. Achteraf bezien had hij beter kunnen gaan brouwen dan procederen, omdat hij dan mogelijk aanspraak had gehad op de bescherming van het overgangsrecht van het nieuwe bestemmingsplan, waarmee de brouwerij wel in strijd was. Nu werd dat beroep ook terzijde geschoven. Voor de beschermende werking van het gebruiksovergangsrecht is slechts relevant of het gebruik daadwerkelijk voor inwerkingtreding van het nieuwe bestemmingsplan is aangevangen. En dat was niet het geval.
Een goed begrip van de mogelijkheden van het bestemmingsplan had de bierbrouwer ‘leven in de brouwerij’ kunnen bezorgen, in plaats van een gevecht tegen de bierkaai…
Heeft u vragen over omgevingsvergunningen of bestemmingsplannen? Neemt u dan contact op met Bart de Haan.