1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Een vordering op een negatieve boedel (1)

Een vordering op een negatieve boedel

Curatoren zijn belast met het beheer en de vereffening van hun failliete boedels. Daarbij komt het regelmatig voor dat een curator moet procederen om goederen die voor faillissement uit de boedel zijn verdwenen, weer terug in de boedel te krijgen, of om betaling bij de openstaande debiteuren af te dwingen. Uiteraard komt het dan ook voor, dat een curator een procedure verliest. En zoals alle verliezende procespartijen, wordt de boedel (waar de curator in rechte voor optreedt) veroordeelt om d...
Leestijd 
Auteur artikel Dirkzwager
Gepubliceerd 02 mei 2012
Laatst gewijzigd 16 april 2018
Curatoren zijn belast met het beheer en de vereffening van hun failliete boedels. Daarbij komt het regelmatig voor dat een curator moet procederen om goederen die voor faillissement uit de boedel zijn verdwenen, weer terug in de boedel te krijgen, of om betaling bij de openstaande debiteuren af te dwingen. Uiteraard komt het dan ook voor, dat een curator een procedure verliest. En zoals alle verliezende procespartijen, wordt de boedel (waar de curator in rechte voor optreedt) veroordeelt om de proceskosten van de wederpartij te vergoeden. Maar wat kan een wederpartij vervolgens ondernemen, als de curator niet betaalt omdat zijn boedel ‘leeg’ is?

Casus
Op 15 december 2011 heeft de Voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag (LJN: BU9041) een uitspraak gewezen waaraan de volgende feiten ten grondslag lagen. De curator van E&M Systems B.V. (hierna: E&M) meende dat sprake was van bestuurdersaansprakelijkheid en is op deze grondslag een procedure begonnen tegen de bestuurder van E&M. De curator wordt echter in het ongelijk gesteld en dient de proceskosten van € 6.348,= aan de bestuurder te vergoeden. Het vonnis levert een zogenaamde executoriale titel op, wat inhoudt dat het direct ten uitvoer kan worden gelegd.

De vordering van de bestuurder tot vergoeding van de proceskosten is een zogenaamde ‘boedelvordering’. Dit betekent, dat deze vordering geen verificatie behoeft en een onmiddellijke aanspraak op de boedel geeft. Met andere woorden, indien de curator over voldoende boedel beschikt zal hij deze vordering in beginsel dienen te voldoen zodra deze opeisbaar is.

In het geval van E&M echter waren de boedelschulden hoger dan het actief, er was dus sprake van een zogenaamde ‘negatieve boedel’. Er stond wel een bedrag van ruim € 27.000,= op de boedelrekening van E&M, maar de overige boedelvorderingen (van onder andere het UWV en een andere schuldeiser) bedroegen ruim € 47.000,=. Hier kwam nog de boedelvordering van de bestuurder van € 6.348,= bij.

Verder is nog van belang, dat vordering van het UWV op grond van de wet een hogere voorrang heeft dan bijvoorbeeld de vordering van de bestuurder, wat inhoudt dat als er uitkering volgt, eerst de vordering van het UWV moet worden voldaan voordat kan worden toegekomen aan voldoening van de vordering van de bestuurder.

Uit de bovenstaande cijfers blijkt duidelijk dat met het beschikbare actief niet alle boedelvorderingen konden worden voldaan. Om deze reden weigerde dat de curator van E&M om de boedelvordering uit hoofd van de proceskosten aan de bestuurder te voldoen. De bestuurder van E&M is het daar niet mee eens en legt executoriaal beslag op de boedelrekening. De curator stapt vervolgens naar de Voorzieningenrechter om het beslag opgeheven te krijgen.

Oordeel Voorzieningenrechter Rechtbank
In deze zaak gaat het om de vraag, of een boedelvordering ook een onmiddellijke aanspraak geeft op een boedel indien sprake is van een negatieve boedel. De Voorzieningenrechter oordeelt dat dit niet het geval is, bij een negatieve boedel geldt als uitgangspunt dat de (boedel)crediteuren moeten wachten totdat de verdeling van het boedelactief is bepaald. Zolang dat niet is gebeurd, kan één boedelschuldeiser niet betaling van zijn boedelvordering afdwingen door beslag te leggen, waardoor andere boedelschuldeisers minder/niets zouden ontvangen.

In deze casus heeft de boedelvordering van het UWV een hogere voorrang dan de vordering van de bestuurder. Zoals hierboven al is opgemerkt, zou dus eerst op de vordering van het UWV moeten worden betaald en pas als er dan actief overblijft, kan aan betaling van (een deel van) de vordering van de bestuurder worden toegekomen. De bestuurder probeerde deze volgorde te frustreren met het beslag en als eerste betaald te krijgen, maar in dit geval moet het belang van de bestuurder bij onverwijlde executie van dat vonnis wijken voor het hogere belang van de curator bij een ongestoorde en juiste afwikkeling van het faillissement van E&M. Het beslag wordt door de Voorzieningenrechter opgeheven.

Conclusie
Als je als boedelschuldeiser een vordering hebt op een positieve boedel, heb je een onmiddellijke aanspraak op de boedel en kan je in principe beslag leggen op de boedelrekening. Uit de uitspraak van de Voorzieningenrechter van 15 december 2011 blijkt dat dit anders werkt bij een negatieve boedel, dan zullen alle boedelschuldeisers moeten wachten tot de verdeling van het actief. Beslag leggen levert in dat geval dus niet het gewenste resultaat op.