Opvallend is dat de Eerste Kamer dit verzoek aan de regering om haast te maken recent heeft herhaald. Het verzoek luidt als volgt:
Op voorstel van het lid Ter Horst (PvdA) laat de commissie ambtelijk informeren op welke termijn de memorie van antwoord inzake het wetsvoorstel meldplicht datalekken en uitbreiding bestuurlijke boetebevoegdheid Cbp (33662) kan worden verwacht, nu de commissie graag zou zien dat de behandeling van dit wetsvoorstel vóór de Kamerwisseling wordt afgerond.
Dit is zo opvallend omdat diezelfde Eerste Kamer onlangs ook liet weten nog vele, en behoorlijk fundamentele, vragen te hebben over het wetsvoorstel in de huidige vorm.
Het is mij niet duidelijk waarom een Kamer die zich voorstaat een kamer van reflectie en heroverweging te zijn, nu opeens zoveel haast heeft. Kwaliteit lijkt mij hier geboden boven snelheid. De privacy is echt niet geborgd met een onduidelijke meldplicht datalekken en met "tanden" voor de toezichthouder waarmee alleen in evidente gevallen kan worden gebeten en die overigens zullen uitpakken als een quasi last onder dwamgsom (*).
We houden u op de hoogte.
(*) Alleen opzettelijke overtredingen zijn immers onder het wetsvoorstel direct beboetbaar, bij het ontbreken van opzet zal het College eerst een bindende aanwijzing moeten geven. Nu valt onder opzet ook voorwaardelijke opzet, maar of de wet daar praktischer bruikbaar van wordt betwijfel ik. Ga er maar aan staan: bepalen of een organisatie willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat een beginsel (een open norm!) uit de Wet bescherming persoonsgegevens zou worden overtreden. Voer voor juristen dus, en daarmee interessant, maar de (bescherming van de) privacy is er niet mee gediend.