Klager: kwaliteitscriteria maken het verschil niet
In een aanbestedingsprocedure voor de bouw van een dorpsaccommodatie heeft de aanbestedende dienst (samengevat) twee subgunningscriteria gehanteerd:
- prijs: de inschrijver met de laagste prijs krijgt 800 punten, de andere inschrijvers een afgeleide.
- kwaliteit: maximaal 200 punten te behalen. De minimaal te behalen score is 80 punten. Een lagere score leidt tot ongeldigheid van de inschrijving.
Een inschrijver klaagt dat de kwaliteitscriteria geen significante invloed hebben op de rangorde. Volgens deze inschrijver heeft prijs een te grote invloed, omdat de inschrijver met de laagste prijs altijd wint als alle andere inschrijfprijzen minimaal 7,5% hoger zijn dan de laagste prijs. Ongeacht hun score op de kwaliteitscriteria. Er wordt dus feitelijk gegund op laagste prijs.
De opdracht is gebaseerd op een STABU-bestek waarin de opdrachtgever alle (ontwerp)keuzes al had gemaakt en de aannemer uitsluitend het bestek hoefde uit te voeren.
Commissie: geen gunning op feitelijk laagste prijs
De CvA constateert dat een kwaliteitsscore inderdaad alleen maar invloed heeft op de rangorde als de prijs niet meer dan 7,5% hoger is dan de laagste prijs. Hoewel de commissie de grenswaarde van 7,5% aan de lage kant vindt, is de commissie van oordeel dat in de onderhavige situatie inschrijvers de redelijke verwachting mochten hebben dat de kwaliteit nog een significante invloed zou hebben op de rangorde. Van een de facto gunning op laagste prijs is volgens de commissie dus geen sprake.
De klacht wordt dus afgewezen.
Ten overvloede: grenswaarde van 10% toe te passen – lagere grenswaarde motiveren
De overweging ten overvloede is nog het vermelden waard. De commissie adviseert dat voor een werk op basis van een STABU-bestek dat uitsluitend de uitvoering van een werk betreft en niet ook ontwerpwerkzaamheden, zekerheidshalve een grenswaarde van ten minste 10% moet worden toegepast. Concreet betekent dat dat een inschrijver die niet de laagste prijs heeft, met een (maximale) score op kwaliteit moet kunnen winnen als diens prijs maximaal 10% hoger is dan de laagste prijs. Het percentage van 10% is volgens de commissie echter een minimumwaarde. Het hanteren van een hogere grenswaarde lijkt dus raadzaam te zijn. Het algemene advies van commissie lijkt verder te impliceren dat als een grenswaarde van lager dan 10% wordt toegepast, dat in de aanbestedingsstukken moet worden gemotiveerd.
De grondslag voor het bepalen van de grenswaarde is de inschatting van de aanbesteder of de prijzen al dan niet ver uit elkaar zullen liggen. Als de prijzen niet ver uit elkaar liggen, dan kan de grenswaarde kleiner (dan 10%) zijn. Als de prijzen naar verwachting ver uit elkaar liggen, dan zal waarschijnlijk een hogere grenswaarde dan 10% moeten worden toegepast.
STABU en RAW vs. geïntegreerd contract
Het advies geldt sowieso voor opdrachten gebaseerd op een STABU-bestek waarbij uitsluitend de uitvoering wordt opgedragen. Mijn verwachting is dat het advies één-op-één geldt voor opdrachten gebaseerd op een Standaard RAW-bestek waarbij uitsluitend de uitvoering wordt opgedragen.
Over de grenswaarde voor een geïntegreerd contract biedt het advies geen duidelijkheid. De commissie lijkt te overwegen dat de prijzen bij een geïntegreerd contract meer uit elkaar liggen dan bij een standaard STABU- of RAW-bestek. Dat kan betekenen dat er voor een geïntegreerd contract een hogere grenswaarde moet worden toegepast. Anderzijds lijkt het logischer dat inschrijvers zich voor een geïntegreerd contract eerder op kwaliteit kunnen onderscheiden dan bij een opdracht waarbij uitsluitend de uitvoering wordt opgedragen, waardoor een lagere grenswaarde mogelijk acceptabel is.
Voor de praktijk biedt dit advies in ieder geval wat meer duidelijkheid over de invulling van de gunningscriteria.
mr. Joris Bax
aanbestedings- en bouwrechtadvocaat Dirkzwager