1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Evenementenvergunning dorpshuis en paracommercie

Evenementenvergunning dorpshuis en paracommercie

De Raad van State is in een uitspraak van 17 oktober 2012 tot de conclusie gekomen dat de eigenaar van horecapanden belanghebbende kan zijn in de zin van de Awb bij een door een gemeente voor het lokale dorpshuis verleende evenementenvergunning.De casusBij besluit van 30 november 2010 heeft de burgemeester van de gemeente Uitgeest aan de Stichting Dorpshuis "De Zwaan" (het dorpshuis) een vergunning voor het organiseren van evenementen verleend voor het jaar 2011. De heer Th.G. Kaandorp is eig...
Leestijd 
Auteur artikel Dirkzwager
Gepubliceerd 04 januari 2013
Laatst gewijzigd 16 april 2018
De Raad van State is in een uitspraak van 17 oktober 2012 tot de conclusie gekomen dat de eigenaar van horecapanden belanghebbende kan zijn in de zin van de Awb bij een door een gemeente voor het lokale dorpshuis verleende evenementenvergunning.

De casus
Bij besluit van 30 november 2010 heeft de burgemeester van de gemeente Uitgeest aan de Stichting Dorpshuis "De Zwaan" (het dorpshuis) een vergunning voor het organiseren van evenementen verleend voor het jaar 2011. De heer Th.G. Kaandorp is eigenaar van diverse horecapanden in Uitgeest, alle in de buurt van het dorpshuis. Hij heeft die horecapanden verpacht. Zijn inkomsten worden mede bepaald door de omzet van de horecabedrijven. Omdat de heer Kaandorp vreest dat hij als gevolg van de evenementenvergunning voor het dorpshuis inkomsten zal derven, heeft hij bezwaar gemaakt tegen de evenementenvergunning. De burgemeester verklaarde het bezwaar van de heer Kaandorp ongegrond.  Tegen dit besluit ging de heer Kaandorp in beroep bij de Rechtbank. Die was van mening dat de heer Kaandorp geen belanghebbende was. Daarom werd de beslissing op bezwaar vernietigd en werd het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. De heer Kaandorp liet het er niet bij zitten en stelde hoger beroep in bij de Raad van State.

Het oordeel van de Raad van State
Onder verwijzing naar de uitspraak van 14 juli 2010 merkt de Raad van State op dat de eigenaar van een pand belanghebbende is indien zijn eigendomsbelangen door het bestreden besluit worden geraakt. Vervolgens constateert de Raad van State dat het niet uitgesloten is dat als gevolg van de verlening van de evenementenvergunning aan het dorpshuis een zodanige invloed uitgaat dat de heer Kaandorp als eigenaar van meerdere horecapanden wordt geraakt in een belang dat rechtstreeks bij het bestreden besluit is betrokken. Daarbij wordt door de Raad van State in aanmerking genomen dat door verlening van de evenementenvergunning aan het dorpshuis concurrentie met horecabedrijven ontstaat die gevolgen kan hebben voor de verhuurbaarheid van de horecapanden die de heer Kaandorp  in eigendom heeft. De Rechtbank heeft dit ten onrechte niet onderkend, zodat het hoger beroep gegrond is.

De heer Kaandorp komt echter van een koude kermis thuis. De Raad van State is het namelijk met de burgemeester van Uitgeest eens dat er geen grond was om de evenementenvergunning te weigeren. Blijkens artikel 1:10 van de Apv kan de evenementenvergunning slechts worden geweigerd in het belang van de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of de bescherming van het milieu. Een dergelijke weigeringsgrond deed zich niet voor.

Door de heer Kaandorp was ook nog aangevoerd dat aan de evenementenvergunning te weinig beperkingen waren gesteld. Ook dit argument veegt de Raad van State van tafel. De evenementenvergunning was verleend met het oog op commerciële evenementen die een sociaal, cultureel of educatief doel en/of aspect hebben, hetgeen in overstemming was met de tussen de gemeente en het dorpshuis gesloten exploitatieovereenkomst.

Voor zover de heer Kaandorp van mening is dat het dorpshuis in strijd handelt met de evenementenvergunning of de drank- en horecavergunning, wijst de Raad van State erop dat het de heer Kaandorp vrijstaat een handhavingsverzoek in te dienen.

Slot
De heer Kaandorp klaagt er in feite over dat de gemeente Uitgeest hem oneerlijke concurrentie aandoet door aan het dorpshuis, een door de gemeente gesubsidieerde instelling, een evenementenvergunning te verstrekken.  Dit wordt ook wel paracommercie genoemd. Helaas voor de heer Kaandorp krijgt hij met dit argument de evenementenvergunning niet van tafel.

Zijn er nog andere mogelijkheden voor de heer Kaandorp? Met ingang van 1 januari 2013 worden gemeenten als gevolg van de gewijzigde Drank- en horecawet verplicht een paracommercie verordening vast te stellen. Uit de memorie van toelichting volgt dat de regering verwacht “dat de nieuwe wettelijke eis dat elke gemeente een paracommerciële verordening moet vaststellen, zal leiden tot een maatschappelijke discussie op gemeentelijk niveau.”  Koninklijke Horeca Nederland ziet het echter somber in en vreest “dat belangen van commerciële horecaondernemers niet goed worden afgewogen ten opzichte van de belangen van bijvoorbeeld sportkantines en buurthuizen.” Het lijkt daarom maar de vraag of de gewijzigde Drank- en horecawet onwenselijke mededinging als gevolg van paracommercie zal verminderen.

Een andere mogelijkheid is de op 1 juli 2012 in werking getreden Wet markt & overheid. Door deze wet is de Mededingingswet aangevuld met specifieke mededingingsregels voor overheden, waardoor een gelijk(er) speelveld wordt beoogd tussen overheid(sondernemingen) en private ondernemingen.

Uit informatie op de website van de gemeente Uitgeest kan worden opgemaakt dat de gemeenteraad van Uitgeest de bestuursleden van het dorpshuis benoemt. Het lijkt er daarom op dat het dorpshuis een overheidsbedrijf is als bedoeld in artikel 25g Mededingingswet. Op grond van artikel 25j Mededingingswet mag een gemeente dergelijke overheidsbedrijven niet bevoordelen boven andere ondernemingen waarmee dat overheidsbedrijf in concurrentie treedt. Verder mag een dergelijk overheidsbedrijf evenmin anderszins voordelen worden toegekend die verder gaan dan in het normale handelsverkeer gebruikelijk zijn. Omdat het dorpshuis volgens de eigen website al actief was voor de invoering van de Wet markt & overheid, zal  de heer Kaandorp echter pas op 1 juli 2014 met een beroep op artikel 25j Mededingingswet bezwaar kunnen maken tegen bijvoorbeeld subsidieverlening aan het dorpshuis. De vraag is echter of een eventueel bezwaar gaat slagen. In de Mededingingswet staan immers een aantal escapes voor de gemeente die een beroep op de Mededingingswet op voorhand illusoir kunnen maken.  De strijd tegen paracommercie is niet gemakkelijk.