1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Geen planschade in natura indien verzoeker geen eigenaar meer is

Geen planschade in natura indien verzoeker geen eigenaar meer is

De gemeente Coevorden heeft de bestemming van een strook grond in een recreatiepark gewijzigd van de bestemming landschaps- en natuurbouw, houtsingel in wegverkeer. De eigenaar van het recreatiepark heeft vervolgens verzocht om vergoeding van de als gevolg daarvan geleden planschade. In het kader van de beslissing op bezwaar heeft de gemeente besloten dat er -om het nadeel ongedaan te maken- een procedure wordt gevoerd om de oude bestemming te herstellen. De verzoekster voert in beroep aan da...
Leestijd 
Auteur artikel Dirkzwager
Gepubliceerd 03 februari 2011
Laatst gewijzigd 16 april 2018
De gemeente Coevorden heeft de bestemming van een strook grond in een recreatiepark gewijzigd van de bestemming landschaps- en natuurbouw, houtsingel in wegverkeer. De eigenaar van het recreatiepark heeft vervolgens verzocht om vergoeding van de als gevolg daarvan geleden planschade. In het kader van de beslissing op bezwaar heeft de gemeente besloten dat er -om het nadeel ongedaan te maken- een procedure wordt gevoerd om de oude bestemming te herstellen. De verzoekster voert in beroep aan dat het college zich ten onrechte op het standpunt stelt dat het nadeel ongedaan kan worden gemaakt door de oude bestemming van de grond te laten herleven. De eigendom van de bewuste strook grond is namelijk inmiddels overgegaan op een andere eigenaar.

De Afdeling stelt in de uitspraak van 19 januari 2011 (LJN: BP1324) voorop dat artikel 49 WRO compensatie in natura niet uitsluit (zie voor vergelijkbare uitspraken: AbRvS 27 april 2005, GST 2005/7230.85 en rb Alkmaar 24 oktober 2008, LJN: BG7882).
Schadevergoeding in geld kan in dat geval achterwege blijven omdat de schade anderszins verzekerd is. De Afdeling is echter van oordeel dat de verzoekster terecht aanvoert dat zij geen eigenaar meer is van de betreffende strook grond, en dat het door haar geleden nadeel om die reden niet kan worden gecompenseerd door herstel van de oude gunstigere bestemming.

Verder was nog aan de orde het oordeel van de rechtbank dat het bedrijf inmiddels failliet was gegaan en om die reden niet rechtsgeldig beroep kon instellen. De rechtbank had het beroep dan ook niet ontvankelijk verklaard.
De Afdeling concludeert dat het bedrijf wel degelijk rechtsgeldig beroep kan instellen, omdat de vennootschap  na ontbinding is blijven voortbestaan. De vennootschap beschikt over rechtsmiddelen om haar gestelde aanspraak op deze bate in rechte te laten toetsen en wenst daarvan gebruik te maken. De vereffening van haar vermogen duurt derhalve nog voort.