De rechter overweegt – in lijn met vaste rechtspraak – dat de wederzijdse belangen van partijen moeten worden afgewogen:
‘Er is in dat geval sprake van een botsing van twee, ieder voor zich hoogwaardige, belangen: aan de ene kant het belang van eiseres dat de door haar gestelde (privacy)belangen niet (onnodig) in een televisie-uitzending worden geschonden, aan de andere kant het belang van Tros dat zij zich in het openbaar kritisch en waarschuwend mag uitlaten over het handelen van personen om eventuele misstanden die de samenleving raken in dat verband aan de kaak te kunnen stellen. Het antwoord op de vraag welk van de beide rechten in het onderhavige geval zwaarder weegt, moet worden gevonden door een afweging van alle ter zake dienende omstandigheden van het geval.’
De rechter is van oordeel dat Tros het door haar geschetste beeld van eiseres - het herhaaldelijk (te) lichtvaardig aangaan van verplichtingen, waarvan zij weet dat zij die niet waar kan maken en waarmee derden worden gedupeerd - voldoende feitelijk onderbouwd heeft. Daarnaast heeft Tros voldoende gelegenheid aan eiseres geboden om te reageren.
De belangenafweging valt aldus in het voordeel van Tros uit, de vorderingen van eiseres om een preventief publicatieverbod te krijgen worden in dat licht afgewezen.