Vorig jaar schreven wij al over de aangepaste (concept)versie van de VBAR, waarbij de WZOP-toets centraal stond. Kort samengevat werden daarbij de volgende elementen beoordeeld:
- Werknemer: Indicaties die wijzen op werken als werknemer (werkinhoudelijke en organisatorische sturing)
- Zelfstandige: Indicaties die wijzen op werken als zelfstandige binnen de arbeidsrelatie (werken voor eigen rekening en risico)
- Ondernemerschap: Kenmerken die wijzen op ondernemerschap van de persoon (algeheel ondernemerschap) van de werkende voor soortgelijke werkzaamheden.
Toetscriteria in het wetsvoorstel VBAR: werknemer of zelfstandige?
In het ingediende VBAR-wetsvoorstel gaat de beoordeling of iemand als zzp’er of werknemer werkt, om de twee eerste elementen, namelijk Werknemer en Zelfstandige. De toets valt op te splitsen in twee stappen:
Stap 1: Werknemer
- Werkt de persoon onder werkinhoudelijke sturing?
- Krijgt de werkende inhoudelijke instructies over de werkuitvoering, is het werk ingebed in de organisatie, of vindt er controle plaats op de wijze waarop wordt gewerkt?
- Werkt de persoon onder organisatorische sturing?
- Kan de werkende zelf bepalen wanneer en vanuit waar het werk wordt uitgevoerd?
Indien er geen sprake is van een vorm van sturing, is er ook geen sprake van een werknemer. Er is dan sprake van een zelfstandige. Indien er wel sprake is van een vorm van sturing, komt stap 2 aan de orde:
Stap 2: Zelfstandige
- Werkt de persoon voor eigen rekening en risico?
- Bijvoorbeeld: Is de werkende bezig met acquisitie, is er geen sprake van loondoorbetaling bij ziekte en heeft de werkende een eigen aansprakelijkheidsverzekering?
Indien de werkende niet voor eigen rekening en risico werkt, gedraagt de werkende zich als een werknemer, dan is dus sprake van een arbeidsovereenkomst. Indien er wel sprake is van sturing én tegelijkertijd zelfstandig ondernemerschap, moet worden afgewogen waar het zwaartepunt van de werkzaamheden ligt. Als dit zwaartepunt ligt bij sturing, dan is sprake van een arbeidsovereenkomst. Als dit zwaartepunt ligt bij het werken voor eigen rekening en risico, is sprake van zelfstandigheid.
Wanneer geldt het rechtsvermoeden van werknemerschap volgens het wetsvoorstel VBAR?
Daarnaast bevat het wetsvoorstel het al eerder aangekondigde rechtsvermoeden inzake het uurtarief. Zelfstandigen die minder dan € 36 per uur verdienen, kunnen stellen werknemer te zijn en, met terugwerkende kracht, een beroep doen op de bijbehorende werknemersrechten, zoals zwangerschaps- en ziekteverlof, en ontslagbescherming. Het is vervolgens aan de opdrachtgever om aan te tonen dat er toch geen sprake is van een arbeidsovereenkomst. Dit rechtsvermoeden geldt alleen civielrechtelijk. Derden, zoals de Belastingdienst of pensioenuitvoerders, kunnen hier geen beroep op doen.
Zelfstandigenwet als alternatief voor wetsvoorstel VBAR
Het kabinet streeft ernaar om de wet per 1 juli 2026 in werking te laten treden. Daarnaast werken de partijen VVD, D66, SGP en CDA aan een alternatief wetsvoorstel: de Zelfstandigenwet. Dit wetsvoorstel moet het duidelijk maken wanneer iemand als zzp’er voor een zakelijke opdrachtgever mag werken. Daarvoor gelden 3 toetsingscriteria: een zelfstandigentoets, een werkrelatietoets en een sectorale toets. Dit wetsvoorstel is recent gepubliceerd voor internetconsultatie. Het is nu nog onduidelijk of, en zo ja, welk voorstel zal worden aangenomen. Omdat op het terrein van Sociale Zaken en Werkgelegenheid geen onderwerpen controversieel zijn verklaard, mag ook het demissionaire kabinet hiermee verder gaan.
De grenzen tussen zelfstandigheid en het zijn van werknemer zijn volop in beweging. Het wetsvoorstel VBAR brengt daar nieuwe dynamiek in. Twijfelt u over de kwalificatie van een samenwerking? Of wilt u toetsen of uw werkwijze nog aansluit bij de aankomende regels?
In de maanden juli en augustus bieden wij opdrachtgevers graag de gelegenheid om hierover vrijblijvend en kosteloos met ons te sparren. Plan een telefonisch of digitaal overleg van 20 minuten met één van onze specialisten!