1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Geen verwijdering persoonsgegevens uit incidentenregister bij katvangerconstructie

Geen verwijdering persoonsgegevens uit incidentenregister bij katvangerconstructie

De rechtbank Alkmaar heeft in november 2010 twee (onlangs gepubliceerde) nagenoeg gelijkluidende uitspraken gedaan in zaken over het verzoek persoonsgegevens van (beweerdelijke) katvangers te verwijderen uit een incidentenregister. Beide verzoeken zijn afgewezen. Voor wat betreft de motivering is er een opvallend verschil in de uitspraken.Eerste uitspraak: geen verwijdering uit intern meldingsregisterDe eerste uitspraak (d.d. 4 november 2011) ziet op een geschil tussen ING en een voormalige m...
Leestijd 
Auteur artikel Mark Jansen
Gepubliceerd 28 februari 2011
Laatst gewijzigd 16 april 2018
De rechtbank Alkmaar heeft in november 2010 twee (onlangs gepubliceerde) nagenoeg gelijkluidende uitspraken gedaan in zaken over het verzoek persoonsgegevens van (beweerdelijke) katvangers te verwijderen uit een incidentenregister. Beide verzoeken zijn afgewezen. Voor wat betreft de motivering is er een opvallend verschil in de uitspraken.

Eerste uitspraak: geen verwijdering uit intern meldingsregister

De eerste uitspraak (d.d. 4 november 2011) ziet op een geschil tussen ING en een voormalige mannelijke klant van deze bank. ING heeft het rekeningnummer van deze man geblokkeerd nadat het er sterk op leek dat de bankrekening gebruikt werd voor frauduleuze transacties. Er werd namelijk geld op zijn rekening gestort vanaf een bankrekening waarvan de houder daartoe geen opdracht had gegeven en dat geld werd vervolgens (bijna) direct weer van zijn rekening opgenomen. De bankpas van de man is bovendien aangetroffen bij een persoon die, naast de pas van de man, nog vijf andere bankpassen bij zich droeg en deze overige vijf mensen hebben allemaal verklaard in ruil voor geld hun pas en pincode te hebben afgestaan aan deze persoon.

Naar aanleiding van deze constateringen heeft de bank de relatie met de man beeindigd en zijn gegevens opgenomen in het interne incidentenregister van de bank. De man vordert nu, onder verwijzing naar artikel 46 WBP, dat zijn gegevens uit dit incidentenregister worden verwijderd. Hij betwist namelijk dat hij op de hoogte was van de frauduleuze transacties, dat hij de transacties heeft verricht of door een derde heeft laten verrichten en dat hij onzorgvuldig is geweest met zijn pincode. Verder voert hij aan dat hij hij zich ten onrechte beknot voelt, nu hij geen gebruik meer kan maken van zijn rekening en hij in de toekomst bij het aangaan van een hypotheek eveneens zal zijn beknot in zijn mogelijkheden.

De rechtbank toetst, onder verwijzing naar artikel 8 sub f WBP, of de bank een gerechtvaardigd belang heeft de gegevens te verwerken en of het belang van de man in dit geval niet toch prevaleert. De rechtbank oordeelt dat van een gerechtvaardigd belang van de bank sprake is, nu vast staat dat de bank inderdaad is benadeeld en de gegevens van de man slechts zijn opgenomen in het interne register van de bank en niet tevens in het externe meldingsregister. De rechtbank overweegt in dat kader: "Het staat Verzoeker nog altijd vrij om bij andere financiële instellingen zaken te doen". Het verzoek van de man wordt dan ook afgewezen.

Tweede uitspraak: geen verwijdering uit zowel intern als extern meldingsregister

De tweede uitspraak (d.d. 25 november 2010) handelt over een kwestie tussen ABN Amro en een voormalige mannelijke klant van die bank. Ook hier heeft de bank de bankrekening van de man geblokkeerd nadat de rekening gebruikt was voor frauduleuze transacties (in korte tijd bij- en afschrijven van relatief grote bedragen geld). De zaak verschilt met de hiervoor besproken kwestie in zoverre dat de betreffende man vlak voordat zijn bankrekening werd misbruikt, het volledige saldo van zijn lopende rekening heeft overgeboekt naar zijn spaarrekening en bovendien zijn paslimiet heeft verhoogd van 500 euro per dag naar 5000 euro per dag. Een ander verschil is dat de bank de gegevens van de man niet alleen in een intern meldingenregister heeft opgenomen, maar ook in een extern meldingenregister (zodat de gegevens gedeeld worden met andere banken).

De man stelt dat hij ernstig in zijn belangen is aangetast, nu hij als gevolg van de meldingen nergens een bankrekening meer kan openen en hij vordert aldus verwijdering van zijn gegevens uit de (in- en externe) registers. De bank stelt dat zij een gerechtvaardigd belang heeft de gegevens van de man op te nemen in de registers, nu er een ernstig gegrond vermoeden bestaat van strafbaar handelen door betrokkene en dergelijk handelen een aantasting vormt voor de integriteit van het gehele financiele bestel. Bovendien stelt de bank dat de man dankzij het Convenant Basis Bankdiensten altijd nog een basisbankrekening kan openen bij andere banken.

Ook in deze kwestie wijst de rechtbank het verzoek van de man af. De rechtbank overweegt in dat kader als volgt: "De rechtbank is met ABN van mening dat onvoldoende is gesteld en gebleken dat Verzoeker disproportioneel wordt geraakt in zijn belangen door opname van zijn gegevens in het EVR. De rechtbank neemt daarbij mede in aanmerking dat Verzoeker nog immer een basisbankrekening kan openen onder het Convenant Basisbankdiensten.". Het verzoek om de gegevens uit het interne (IVR) en het externe (EVR) register te verwijderen wordt dus afgewezen.

Slotopmerking

De uitspraken zijn wat mij betreft op zichzelf helder en in de afwijzing van de verzoeken kan ik mij op zichzelf goed vinden.

Een opvallend verschil is wel dat in de belangenafweging in de eerste zaak expliciet wordt meegenomen dat betrokkene niet in het externe meldingsregister was opgenomen en aldus niet al te zeer in zijn belangen wordt geschaad, terwijl in de tweede uitspraak opname in datzelfde externe register kennelijk toch niet voldoende is om te oordelen dat het belang van de betrokkene (alsnog) prevaleert. Dit terwijl in beide zaken expliciet wordt overwogen dat het aandeel van de betrokkene bij de katvangerconstructie buiten beschouwing wordt gelaten.

Dat lijkt niet consequent. In de eerste uitspraak lijkt er immers nog ruimte te zijn om aan te voeren dat het belang van betrokkene prevaleert, terwijl uit de tweede kwestie lijkt te volgen dat het enkele feit dat altijd nog een basisbankdienst - bedoeld voor daklozen en mensen met grote schulden - aangevraagd kan worden al met zich meebrengt dat het belang van de betrokkene niet kan prevaleren. Dat doet denken dat de weging van de individuele omstandigheden van het geval niet meer mogelijk is en dat zou in strijd zijn met de bedoeling van een toetsing op artikel 8 WBP .

Het zou wat mij betreft in dat kader overtuigender zijn geweest wanneer de rechtbank juist de (ogenschijnlijke) betrokkenheid van betrokkene bij de katvangerconstructie wel zou hebben meegewogen. Gezien de door de rechtbank beschreven feiten lijkt die betrokkenheid in de tweede kwestie immers groter te zijn dan in de eerste kwestie.